35 Voornaamwoorden

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
10:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Deze week
Maandag:
Dinsdag: 
Vrijdag:

Weektaak
Lezen handboek blz.142-145
Maken 1 t/m 8

Slide 2 - Slide

Woordsoorten tot nu toe
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen grammatica woordsoorten en grammatica zinsdelen. 

In de vorige periode hebben we de volgende woordsoorten behandeld: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord. 

Wat weten we hier nog van? 

Slide 3 - Slide

Denken -Delen-Uitwisselen
ZN, BN,WW,LW

Slide 4 - Open question

Voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn woorden die we gebruiken om naar personen, dieren, eigennamen of zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. 

We onderscheiden acht verschillende soorten voornaamwoorden: persoonlijke, bezittelijke, wederkerende, aanwijzende, betrekkelijke, vragende, onbepaalde en wederkerige. 

Slide 5 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden kunnen we gebruiken in de plaats van een onderwerp, een lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp: 

Slide 6 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is. Meestal staat het direct vóór het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. 



Bij het onzijdige 'het' gebruiken we 'zijn'. 

Slide 7 - Slide

Zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord kan ook zelfstandig worden gebruikt. Dit betekent dat er geen zelfstandig naamwoord achter staat, maar dat het wel aangeeft van wie iets of iemand is. 

Hierbij gaat het om de woorden: 
mijne, jouwe, uwe, zijne, hare, onze, uwe, hunne

Slide 8 - Slide

Twijfel?
Zoals je misschien wel hebt gezien, kunnen sommige woorden zowel persoonlijke als bezittelijke voornaamwoorden zijn.
(denk aan je, haar, ons, jullie, hun)

Twijfel je? Maak de zin dan mannelijk: 
- Verandert het woord in hij of hem? → persoonlijk
- Verandert het woord in zijn? → bezittelijk

Slide 9 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 10 - Quiz

Wat zijn persoonlijke
voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij
B
mijn, jouw, uw
C
deze, dit, dat
D
wie, wat waar

Slide 11 - Quiz

Ik heb ze van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 12 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
Hem
D
Zij, hem

Slide 13 - Quiz

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is

Slide 14 - Quiz

Welke voornaamwoorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
haar
B
hem

Slide 15 - Quiz

Welke voornaamwoorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
jullie
B
ze

Slide 16 - Quiz

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar (1) haar (2).

haar (1) is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Benoem het pers. vnw. en bez. vnw. in de volgende zin:

'Ga je ook naar haar feestje?'

Slide 18 - Open question

Wat is de juiste spelling?

A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 20 - Quiz

Aanwijzende voornaamwoorden
Zoals het woord al zegt, wijst het aanwijzend voornaamwoord (aanw vnw) iets of iemand aan. De meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
deze, die, dit en dat

Andere aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
zulke, dergelijke, zo’n, dezelfde

Slide 21 - Slide

Aanwijzend voornaamwoorden
Deze en die      verwijzen naar de-woord of meervoud
Dit en dat          verwijzen naar het=woord, of iets onbepaalds

Deze en dit      Gebruik je bij dingen die dichtbij zijn
Die en dat         Gebruik je bij dingen die veraf zijn

Slide 22 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Heeft betrekking op het woord dat, of de zin die er voor staat( antecedent). 
(De stoel die vooraan staat)
Soms staat het antecedent niet in de zin, maar zit het ingesloten in het woord zelf ( Wat je zegt ben je zelf)

Slide 23 - Slide

Nu jij.........
Lees de theorie op pagina 144 nog eens door en 
werk aan opdracht 1 tot en met 8 op pagina 143. 

Slide 24 - Slide

Weektaak
Lees de theorie op pagina 142  en 144 geen betrekkelijk voornaamwoord
werk aan opdracht 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8 op pagina 
Benoem alleen aanwijzende voornaamwoorden

= de weektaak!
Klaar? oefenen online voor de so Drilsteroefeningen Hoofdstuk 6, 7, 35

Slide 25 - Slide