afronden 4.3 + UL verder 4.4 (2MAVO - nieuwe boek = 8.2)

Start meteen met:
  • Open je boek op blz. 8
  • Pak een schrift of blaadje
  • Maak een begrippenlijst van 4.1 van alle blauwe woorden
  • uiteraard met de uitleg erbij!
timer
6:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Start meteen met:
  • Open je boek op blz. 8
  • Pak een schrift of blaadje
  • Maak een begrippenlijst van 4.1 van alle blauwe woorden
  • uiteraard met de uitleg erbij!
timer
6:00

Slide 1 - Slide

planning:
  • Starten met een begrippenlijst maken
  • Huiswerk nakijken 4.3
  • leerdoelen + uitleg 4.4
  • aan de slag met opdrachten van 4.4

Slide 2 - Slide

Open je boek op blz. 36
EN start meteen met nakijken van opdracht 7

Slide 3 - Slide

Sluit je boek!
timer
0:15

Slide 4 - Slide

Ga nu aan de slag met:

  • ONLINE maken van 4.3 - opdracht 1 t/m 4 + 6
  • IN JE WERKBOEK maken van 4.3 - opdracht 7
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 4.4: zwanger worden
  • Ik kan de kenmerken van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Ik kan beschrijven hoe bevruchting bij de mens verloopt.
  • Ik kan beschrijven hoe een zwangerschap verloopt.
  • Ik kan uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.

Slide 6 - Slide

Ik sla een deel van de slides over,
want die heb ik vorige les al uitgelegd.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Zaadcellen/eicellen
-Grootte?
-Zelf bewegen?
-Hoeveel?

Slide 10 - Slide

Zaadcellen/eicellen

Slide 11 - Slide

Erectie 
  • Bij een erectie zijn geslachtsorganen groter en steviger doordat de   zwellichamen gevuld zijn met bloed. Een erectie van een man ontstaat door de drie zwellichamen in de penis.
  • Erecties ontstaan vaak door seksuele opwinding.
  • Bij geslachtsgemeenschap brengt een man zijn stijve penis in de vagina van een vrouw. 
  • Door bewegingen van man en vrouw beweegt de penis in de vagina op en neer. De eikel van de penis wordt daarbij voortdurend geprikkeld.
  • Daardoor kan de man een zaadlozing krijgen (‘klaarkomen’). 

Slide 12 - Slide

Erectie 
  • Bij een zaadlozing komt het sperma met schokken naar buiten. 
  • Het sperma komt dan in de vagina van de vrouw.
  • Sperma is kleverig en melkwit van kleur. 
  • Jongens en mannen kunnen op de vervelendste momenten een erectie krijgen. Bijvoorbeeld tijdens een doktersonderzoek, bij een stoeipartij of bij intiem dansen. Vaak hebben jongens en mannen ’s nachts een erectie.
  • ’s Nachts kunnen jongens ook spontaan een zaadlozing krijgen. Dit noem je een natte droom. 
  • Een natte droom heeft vaak niets met (dromen over) seks te maken.

Slide 13 - Slide

Zwellichamen vrouw
  • Wanneer een vrouw seksueel opgewonden is, vullen de zwellichamen van de clitoris zich met bloed
  • Ze zwellen op en vormen een soort kussentje. Hierdoor kan de penis gemakkelijker de vagina in tijdens de geslachtsgemeenschap.
  • De wand van de vagina en klieren in de wand van de binnenste vulvalippen produceren bij seksuele opwinding slijm. Hierdoor wordt de toegang tot de vagina nat en glad en wordt geslachtsgemeenschap gemakkelijker.
  • Als de vagina en de vulvalippen bij seksuele opwinding voldoende slijm hebben geproduceerd en de vrouw ontspannen is, doet geslachtsgemeenschap geen pijn. Ook niet bij de eerste keer. Als een meisje bloed verliest tijdens de eerste keer, komt dit meestal omdat ze niet voldoende ontspannen en/of opgewonden is. 

Slide 14 - Slide

Bevruchting
  • Bij de bevruchting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel. 
  • Dit vindt plaats in de eileider.
  • Een eicel is de grootste menselijke cel.
  • Een eicel is zo groot doordat hij veel reservevoedsel bevat. 
  • Dit reservevoedsel is nodig voor de eerste ontwikkeling als de eicel wordt bevrucht. 
  • Vlak voor de bevruchting dringt de kop van een zaadcel de eicel binnen . 
  • De zweepstaart van de zaadcel blijft achter. 
  • Zodra de kop (kern) van een zaadcel de eicel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. 
  • Hierdoor kunnen andere zaadcellen deze eicel niet meer binnendringen.  

Slide 15 - Slide

Vanaf hier pak ik het weer op,

ook omdat bevruchting een onderdeel is waar meer fouten worden gemaakt. 

Slide 16 - Slide

Bevruchting
  • Met de zweepstaart kan een zaadcel zich voortbewegen.  (zaadcel is kleinste menselijke cel) 
  • De zaadcellen ‘zwemmen’ na een zaadlozing de baarmoeder en de eileiders in. 
  • Ze kunnen 2 tot 3 dagen overleven in het lichaam van de vrouw. Eicellen blijven 12 tot 24 uur in leven na de ovulatie. 
  • Als de zaadcellen in de eileider een levende eicel tegenkomen, kan de eicel bevrucht worden.
  • De periode in de menstruatiecyclus waarin een eicel bevrucht kan worden, noem je de ‘vruchtbare periode’.

Slide 17 - Slide

eerste celdelingen 
en 
innesteling


  • De bevruchte eicel gaat zich meteen na de bevruchting een aantal keren delen
  • Het klompje cellen dat zo ontstaat, gaat via de eileider naar de baarmoeder. 
  • Het baarmoederslijmvlies is na de ovulatie erg dik en bevat veel bloedvaten. 
  • Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling.
  • Het baarmoederslijmvlies wordt dan niet afgestoten en er vindt geen menstruatie plaats. 
  • De vrouw is zwanger. 
  • Gedurende de zwangerschap wordt een vrouw niet ongesteld.
  • De innesteling van het klompje cellen vindt 5 tot 7 dagen na de ovulatie plaats. 
  • Het klompje cellen groeit uit tot een kind dat ± 38 weken na de bevruchting geboren wordt.

Slide 18 - Slide

vruchtwater

  • Meteen na de innesteling ontstaan 2 vruchtvliezen. 
  • Daarbinnen bevindt zich vloeistof: het vruchtwater. 
  • Het embryo, en later de foetus, drijft in het vruchtwater. 
  • Hierdoor wordt het beschermd tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. 
  • De eerste maanden van de zwangerschap kan het embryo/de foetus zich gemakkelijk bewegen in het vruchtwater. 

Slide 19 - Slide

eerste weken  van
de zwangerschap


  • Het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt, heet de eerste weken embryo
  • Vanaf de achtste week na de bevruchting tot aan de geboorte noem je het een foetus (spreek uit: feutus). 
  • De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo.  

Slide 20 - Slide

verdere zwangerschap
  • Na de eerste weken ontstaat de placenta of moederkoek
  • Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand waar bloed in                                                 bloedvaten van de foetus vlak langs het bloed van de moeder stroomt.
  • Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van de foetus en omgekeerd. 
  • Het bloed van de moeder stroomt niet door de foetus, maar blijft door dunne                         vliezen gescheiden van het bloed van de foetus. 
  • Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het                                         bloed van de foetus. 
  • Afvalstoffen gaan van het bloed van de foetus naar het bloed van de moeder. 
  • De foetus is door de navelstreng verbonden met de placenta.

Slide 21 - Slide

Prenataal onderzoek

Slide 22 - Slide

echo en prenataal onderzoek
Tijdens de zwangerschap kan worden onderzocht of de moeder een grotere kans heeft op een kind met een aangeboren afwijking of erfelijke ziekte. Dit noem je prenataal onderzoek (pre = voor, nataal = de geboorte). Ook kan het geslacht van de baby worden bepaald. Prenatale tests zijn niet verplicht.
  • Als een vrouw 8 tot 10 weken zwanger is, wordt meestal een echo (echografie) gemaakt. 
  • Bij een echo ontstaat met behulp van geluidsgolven een beeld van de foetus in de baarmoeder. 
  • Deze eerste echo is de termijnecho. Aan de hand van deze echo kan de verloskundige precies bepalen hoeveel weken de vrouw zwanger is en wanneer het kind dus ongeveer geboren zal worden.

Naast de (gratis) echo’s die nodig zijn voor onderzoek aan de foetus, kunnen aanstaande ouders ook een pretecho laten maken. 
Een pretecho dient alleen om de foetus alvast te zien.
Dat kan ook in 3D of 4D.

Slide 23 - Slide

Prenatale test
  • De eerste prenatale test die een moeder krijgt aangeboden, is de NIPT
  • NIPT staat voor  en is vanaf de tiende week mogelijk. 
  • Bij deze test wordt bij de moeder bloed afgenomen en onderzocht. 
  • In het bloed zit een beetje DNA van de placenta
  • DNA is het erfelijk materiaal in de celkern van iedere lichaamscel. 
  • Het DNA van de placenta is bijna altijd hetzelfde DNA als dat van het kind. 
  • Uit het bloedonderzoek kan blijken dat er een verhoogde kans is op een kind met een erfelijke aandoening, zoals het syndroom van Down. 

Na ongeveer dertien weken zwangerschap kan weer een echo worden gemaakt (zie afbeelding 10.1). Bij deze 13 wekenecho wordt de foetus onderzocht op verschillende aangeboren afwijkingen aan het hart, de hersenen, de organen en de ledematen. Ook wordt er gekeken naar de groei van de foetus, de placenta en de hoeveelheid vruchtwater.
Na ongeveer twintig weken vindt de 20 wekenecho plaats. Deze echo lijkt veel op de 13 wekenecho, maar bij de 20 wekenecho kan ook het geslacht van de foetus worden bepaald.

Slide 24 - Slide

Ga nu aan de slag met:

  • ONLINE maken van 4.4 - opdracht 1 +2 + 3 + 5 t/m 9


Wat niet afkomt in de les, is huiswerk voor de volgende les!

Slide 25 - Slide