Ecologie - BS2

Spoorboekje
- Uitleg basisstof 2
- Opdrachten basisstof 2
- Test jezelf basisstof 2

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spoorboekje
- Uitleg basisstof 2
- Opdrachten basisstof 2
- Test jezelf basisstof 2

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.

Slide 1 - Slide

Ecologie - BS2

Slide 2 - Slide

Producenten, consumenten en reducenten
Alle organismen kun je verdelen in drie groepen:
• producenten
• consumenten
• reducenten

Slide 3 - Slide

Producenten
Planten zijn producenten. Door fotosynthese kunnen zij zelf glucose maken. Uit glucose kunnen planten andere energierijke stoffen maken, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Planten maken deze energierijke stoffen voor zichzelf, maar ook voor dieren.


Slide 4 - Slide

Consumenten
Dieren zijn consumenten. Dieren kunnen zelf geen energierijke stoffen maken. Zij moeten deze stoffen binnenkrijgen via hun voedsel. Zij eten planten of andere dieren. Dieren gebruiken de opgegeten energierijke stoffen voor verbranding en de opbouw van hun eigen lichaam.


Slide 5 - Slide

Voedselketen
In een weideveld staan planten. Bladluizen drinken de sappen uit de bladeren van de plant. De bladluizen worden opgegeten door sluipwespen. De wespendief eet het liefst sluipwespen. Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort.

Elke soort in een voedselketen noem je een schakel. De eerste schakel is altijd een plant, omdat planten hun eigen voedsel produceren. De volgende schakels zijn altijd dieren. In een voedselketen komen geen schimmels en bacteriën voor.

De pijlen betekenen: ‘wordt gegeten door’.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Planteneters, vleeseters en alleseters
Planteneters zijn dieren die alleen maar planten eten. In een voedselketen zijn ze altijd de tweede schakel (nooit de derde of hoger). Vleeseters zijn dieren die andere dieren eten en vormen altijd de derde schakel of hoger. Alleseters zijn dieren die planten en dieren eten. Alleseters kunnen de tweede schakel zijn, of hoger.

Slide 8 - Slide

Samenvatting
5.2.1 Je kunt organismen indelen in producenten, consumenten en reducenten.
• Organismen kun je verdelen in drie groepen:
– producenten
– consumenten
– reducenten
• Planten zijn producenten.
– Planten maken zelf glucose. Dit gebeurt door fotosynthese.
– Uit glucose maken planten andere energierijke stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten.
• Dieren zijn consumenten.
– Dieren krijgen energierijke stoffen binnen via hun voedsel.
– Dieren gebruiken energierijke stoffen voor verbranding en voor de opbouw van hun lichaam.
• Schimmels en bacteriën zijn reducenten.
– Reducenten breken dode resten van planten en dieren af.
– Door reducenten ontstaan weer voedingsstoffen voor planten.

Slide 9 - Slide

Samenvatting
5.2.2 Je kunt uitleggen wat een voedselketen is.
• Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.
– Een plant is de eerste schakel.
– Dieren zijn de volgende schakels.
• In een voedselketen staan pijlen tussen de organismen. Een pijl betekent: wordt gegeten door. Bijv. paardenbloem → konijn → vos.

Slide 10 - Slide

Samenvatting
5.2.3 Je kunt dieren indelen in planteneters, vleeseters en alleseters.
• Planteneters eten planten.
– Planteneters zijn de tweede schakel in een voedselketen.
• Vleeseters eten andere dieren.
– De derde en verdere schakels in een voedselketen kunnen vleeseters zijn.
• Alleseters zijn dieren die zowel planten als dieren eten.
– De tweede en verdere schakels in een voedselketen kunnen alleseters zijn.

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Lees de tekst van 5.2 (in het boek 3 vmbo-b MAX)

Maak de opdrachten van 5.2

Maak de test jezelf van 5.2

Slide 12 - Slide