H4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken

Moleculen als bouwstenen
Waar bestaan stoffen uit?

Alle stoffen bestaan uit moleculen.

Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof heeft.

Als je een molecuul nog verder gaat bekijken bestaat het uit atomen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Moleculen als bouwstenen
Waar bestaan stoffen uit?

Alle stoffen bestaan uit moleculen.

Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof heeft.

Als je een molecuul nog verder gaat bekijken bestaat het uit atomen.

Slide 1 - Slide

Moleculen



Een molecuul bestaat uit 1 óf meerdere atomen

Slide 2 - Slide

Zuurstofmolecuul
Zuurstof atoom heeft als symbool O

Zuurstofmolecuul zijn twee atomen O-O

Je schrijft dit als 


Slide 3 - Slide

Molecuultekening
Molecuultekening van water
Bestaat uit:
  • 1 atoom zuurstof (O)
  • 2 atomen waterstof (H)
  • 1 molecuul

Molecuulformule
Molecuulformule:
2x een H-atoom
1x een O-atoom
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Index
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Coëfficiënt
Coëfficiënt staat voor de molecuulformule en geeft aan hoeveel moleculen ervan zijn. 

Voorbeeld: 3 CO2
3 * 1 atomen C (koolstof) dus 3 atomen totaal
3 * 2 atomen O (zuurstof) dus 6 atomen totaal

Slide 4 - Slide

Molecuultekening
Molecuultekening van water
Bestaat uit:
  • 1 atoom zuurstof (O)
  • 2 atomen waterstof (H)
  • 1 molecuul

Molecuulformule
Molecuulformule:
2x een H-atoom
1x een O-atoom
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Index
Het kleine getal is de index en zegt hoe veel van een soort atomen aanwezig is, dit staat altijd achter het element.
Index is 1 laat je weg!

Coëfficiënt
Coëfficiënt staat voor de molecuulformule en geeft aan hoeveel moleculen ervan zijn. 

Voorbeeld: 3 CO2
3 * 1 atomen C (koolstof) dus 3 atomen totaal
3 * 2 atomen O (zuurstof) dus 6 atomen totaal

Slide 5 - Slide

reactievergelijkingen kloppend maken

Slide 6 - Slide

Triviale namen die je moet kennen. 

Stoffen hebben vaak meerdere namen. 
  1. Rationele naam = scheikundig
  2. Triviale naam = volksmond

In binas tabel 42 staan er enkele. Tabel hiernaast moet je kennen.

Slide 7 - Slide

reactieschema / reactievergelijking
een reactieschema is in woorden:
methaan + zuurstof --> koolstofdioxide + water

een reactievergelijking is in symbolen
CH4 + O2 --> CO2 + H2O


in een reactieschema vervang je de woorden voor de afkortingen

Slide 8 - Slide

reactievergelijking kloppend maken
tijdens een reactie veranderen de beginstoffen en ontstaan er nieuwe reactieproducten
met de zelfde soort deeltjes ( atomen) worden nieuwe stoffen ( moleculen) gemaakt.

alle deeltjes (atomen)die je voor de reactie hebt, heb je na de reactie ook
wet van behoud van massa
de massa voor de pijl is even groot als de massa na de pijl

Slide 9 - Slide

reactievergelijking kloppend maken
om er voor te zorgen dat je een reactievergelijking kloppend krijgt moeten er voor de pijl evenveel deeltjes zijn van alle atomen als na de pijl

je gaat atomen tellen!
              CH4 + O2             -->                    CO2 + H2O
Voor de pijl:                                                          na de pijl:
1 C                                                                      1 C
4 H                                                                     2 H
2 O                                                                     3 O  ( 2x bij CO2 en 1x bij H2O)

Slide 10 - Slide

reactievergelijkingen kloppend maken
om zowel voor de pijl als na de pijl evenveel deeltjes te krijgen moet je het coëfficiënt veranderen
Dit is het getal voor het hele molecuul

de index mag je nooit veranderen
dan krijg je namelijk een hele andere stof!

Slide 11 - Slide

reactievergelijking kloppend maken
voor de pijl en na de pijl zijn niet even veel atomen aanwezig
              CH4 + O2             -->                    CO2 + H2O
Voor de pijl:                                                          na de pijl:
1 C                                                                      1 C
4 H                                                                     2 H
2 O                                                                     3 O  ( 2x bij CO2 en 1x bij H2O)

Aantal C klopt
Om H kloppend te maken zet je een 2 voor de H2O
Het hele molecuul H2O moet je dan vermenigvuldigen met 2

Slide 12 - Slide

reactievergelijkingen kloppend maken
voor de pijl en na de pijl zijn niet even veel atomen aanwezig
              CH4 + O2             -->                    CO2 + 2H2O
Voor de pijl:                                                          na de pijl:
1 C                                                                      1 C
4 H                                                                     2 4 H
2 O                                                                     3 4 O  ( 2x bij CO2 en 2x bij 2H2O)

Aantal C klopt
Aantal H klopt nu ook
Nu moet alleen de O nog kloppend worden gemaakt. Dit doe je door een 2 voor de O2 te zetten. Je moet nu O2 vermenigvuldigen met 2

Slide 13 - Slide

reactievergelijkingen kloppend maken
voor de pijl en na de pijl zijn niet even veel atomen aanwezig
              CH4 + 2O2             -->                    CO2 + 2H2O
Voor de pijl:                                                          na de pijl:
   1 C                                                                         1 C
   4 H                                                                     2 4 H
2 4 O                                                                     3 4 O  ( 2x bij CO2 en 2x bij 2H2O)

Aantal C klopt
Aantal H klopt nu ook
Aantal O klopt nu ook
reactievergelijking is kloppend gemaakt

Slide 14 - Slide

Binas tabel 34 
Blauwe zijn metalen.
Komen altijd alleen voor. 

Slide 15 - Slide

oefenen

Slide 16 - Slide