230323 bouwplan presentaties + woordenschat H1

Welkom H2a!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom H2a!

Slide 1 - Slide

Leg je deze materialen op tafel?

Leesboek
Etui
Werkboek
Schrift
IPad


Slide 2 - Slide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Presentatieopdracht > bouwplan maken
  3. Woordenschat H1
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Presenteren

Individuele presentatie over een stelling + argumenten

Telt 1x mee (verschilt per persoon wanneer je bent ingeroosterd - vanaf 4 april )
Lezen H1 t/m 6

Tekst met vragen.

Telt 2x mee (in de proefwerkweek)
Boek uit
16 mei

Slide 4 - Slide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Presentatieopdracht > bouwplan maken
  3. Woordenschat H1

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Presentatie standpunt innemen
Maak een bouwplan.

Inleiding: omschrijf het onderwerp en kondig je standpunt aan met signaalwoorden zoals Ik vind …, Ik ben van mening dat …, Het wordt tijd dat ….

Middenstuk: Gebruik bij elk nieuw argument signaalwoorden voor een opsomming: om te beginnen, bovendien, vervolgens, daarnaast, ook, ten slotte. 
 
Slot: Herhaal kort je standpunt. Gebruik signaalwoorden voor een conclusie: al met al, kortom, daarom, dus.





Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De opdracht
Argumenten verzamelen

Je hebt een stelling en je hebt gekozen of je voor of tegen deze stelling bent.

Ga nu op zoek naar drie argumenten:
- Is er onderzoek gedaan naar jouw stelling?
- Wikipedia is niet heel erg betrouwbaar. Kijk op websites van kranten.
- Gebruik google om artikelen te vinden

Zet jouw argumenten in het bouwplan. Je kunt dit bouwplan in de klassendrive (via Teams) vinden.








timer
15:00

Slide 10 - Slide

Pauze
timer
4:00

Slide 11 - Slide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Uitleg komende periode
  3. Start presentatieopdracht
  4. Woordenschat H1

Slide 12 - Slide

Leerdoel

Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik): de vergelijking!

But you were as pretty as a preachers wife on Sunday


And I was useless like a church bell on a Friday night

Slide 15 - Slide

Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik): de vergelijking!
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om eigenschappen van iets of iemand (het object) te benadrukken. 
Beeld en object staan naast elkaar.

Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 16 - Slide

vergelijking met als
Bij de vergelijking met als geef je met het woordje 'als' aan welk beeld er bij het object hoort:

Ik ben zo mager      als      een lat.
(object )                                 (beeld)

Slide 17 - Slide

vergelijking met van
Bij een vergelijking met van wordt het woordje 'van' gebruikt om het beeld met het object te verbinden:

Wat een kast    van    een huis!
         (beeld)                    (object)

Bij deze vorm van vergelijkingen staat het beeld vóór het object.

Slide 18 - Slide

vergelijking met een kww
Bij deze soort vergelijking wordt het object door middel van een koppelwerkwoord (kww) aan het beeld verbonden:

Jouw kamer         is               een zwijnenstal!
(object)              (kww)                   (beeld)

kww: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

De opdracht
Opdracht

Werk in tweetallen.
Maak opdracht 1, 2 en 4 van Woordenschat H1 (blz. 24)

Klaar?
Ga vast op zoek naar argumenten voor bij je stelling en standpunt. 







timer
15:00

Slide 21 - Slide