§4.1 staatsvorming en 4.2

Leerdoelen
1. Wat het kernconcept sociale ongelijkheid inhoudt.
2. Vier gebieden waarop er ongelijkheid bestaat (soorten sociale ongelijkheid).
3. Wat de maatschappelijke ladder betekent.
4. Wat sociale mobiliteit betekent.
5. Wat het verschil is tussen positieverwerving en positietoewijzing.
6. Wat het verschil is tussen een open en gesloten samenleving.
7. Wat het verschil is tussen collectieve en private goederen.
8. Wat het kernconcept macht inhoudt.
9. Welke machtsbronnen er zijn en voorbeelden daarvan.
10. Wat het verschil is tussen formele en informele macht.
11. Wat het dilemma van de collectieve actie is.
12. Wat een freerider is. 
13. Wat het kernconcept gezag inhoudt.
14. Wat de kernconcepten conflict en samenwerking inhouden.
15. Wat er nodig is om samen te werken.



1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Leerdoelen
1. Wat het kernconcept sociale ongelijkheid inhoudt.
2. Vier gebieden waarop er ongelijkheid bestaat (soorten sociale ongelijkheid).
3. Wat de maatschappelijke ladder betekent.
4. Wat sociale mobiliteit betekent.
5. Wat het verschil is tussen positieverwerving en positietoewijzing.
6. Wat het verschil is tussen een open en gesloten samenleving.
7. Wat het verschil is tussen collectieve en private goederen.
8. Wat het kernconcept macht inhoudt.
9. Welke machtsbronnen er zijn en voorbeelden daarvan.
10. Wat het verschil is tussen formele en informele macht.
11. Wat het dilemma van de collectieve actie is.
12. Wat een freerider is. 
13. Wat het kernconcept gezag inhoudt.
14. Wat de kernconcepten conflict en samenwerking inhouden.
15. Wat er nodig is om samen te werken.



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vul de mindmap aan
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

4.1 Staatsvorming + 4.2 politieke socialisatie
  • Je kent de kenmerken van een staat.
  • Je kent het kernconcept staatsvorming.
  • Je kent het verschil tussen interne en externe soevereiniteit  
  • Je kent het kernconcept politieke socialisatie en kunt het toepassen in een vreemde context.
  • Je kent de politieke modellen.

Slide 3 - Slide

Pagina 63
Een staat

  • Heeft een grondgebied met duidelijke grenzen.
  • Er is een gezag (overheid) en zij regeert over een groep mensen.
  • Zij bezit daarbij het geweld en belastingmonopolie. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Staatsvorming
De institutionalisering van politieke macht tot een staat

 De macht is vastgelegd in wetten en besluiten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Interne soevereiniteit
Externe soevereiniteit
Macht wordt door burgers erkend als zodoende door kenmerken van een staat
Macht van de staat wordt door andere staten erkend als hoogste gezag

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions




Leg uit wat externe soevereiniteit is.
Maak gebruik van het 
begrip non-interventiebeginsel.



Noem de kenmerken van een staat. Pas toe op de Nederlandse staat.
timer
0:30

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4.2 Politieke socialisatie 
  • Je kent het kernconcept politieke socialisatie en kunt het toepassen in een vreemde context.
  • Je kent de functies van politieke socialisatie.
  • Je kent de politieke modellen en kunt ze herkennen in een bron.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

timer
3:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Politieke socialisatie
  • Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep(en) en samenleving waar mensen toe behoren. 
  • Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Is het filmpje een voorbeeld van leren, overdracht of verwerving?
1.leren   2.overdracht   3.verwerving

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe zat het ook alweer?
Overdracht -> actoren (socialisatoren) brengen de politieke cultuur over aan 'nieuwkomers'.
Verwerving -> mensen maken zich de politieke cultuur van een groep of samenleving eigen. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Functies van politieke socialisatie 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


Harmoniemodel (poldermodel)
-Overleg en er samen uitkomen
-Nadruk op consensus
-Overlegcultuur 
Con
Conflictmodel

-Het behalen van eigen doelen en belangen
-Stakingen/ burgerlijke ongehoorzaamheid
                  Politieke modellen voor onderhandelen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag 
4.1: opdrachten 1 en 5-> vraag 2 van opdracht 5 hoeft niet (blz. 72 en 73).

4.2: opdracht 6 (blz. 75).


Klaar? Nagekeken?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions