4V Zuren (en basen) Hfst 8

4V H8 Zuren (en basen)
Wat weten we nog?

Hou Binas erbij?
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

4V H8 Zuren (en basen)
Wat weten we nog?

Hou Binas erbij?

Slide 1 - Slide

Wanneer is een oplossing zuur, neutraal of basisch?
Zuur
Neutraal
Basisch
pH > 7
pH < 7
pH = 7

Slide 2 - Drag question

Zuur
Base
Neutraal
pH 7
pH 0
pH 14

Slide 3 - Drag question

Hoe zat het ook al weer met de zuur base indicatoren?

Slide 4 - Slide

Welke kleur krijgt de indicator thymolblauw bij pH = 10,0
A
rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 5 - Quiz

Welke kleur krijgt de indicator broomcresolgroen bij pH = 5?
A
geel
B
groen
C
blauw
D
kleurloos

Slide 6 - Quiz

Welke kleur krijgt de indicator thymolftaleïen bij pH = 12?
A
geel
B
groen
C
blauw
D
kleurloos

Slide 7 - Quiz

kleur van de indicator bij pH van 8,9
broomkresolgroen
fenolrood
thymolblauw
geel
rood
oranje
blauw
groen

Slide 8 - Drag question

Wat weet jij over de pH-waarde van een oplossing als de indicator methyloranje geeloranje kleurt?

Slide 9 - Open question

Welke stoffen zijn ook al weer zuur en welke basisch?

Slide 10 - Slide

Zuur of base?

NH3
A
zuur
B
base
C
Neutraal

Slide 11 - Quiz

Zuur of base?
HCl-oplossing
A
Zuur
B
Base
C
Neutraal

Slide 12 - Quiz

Een zuur kan....
A
een elektron opnamen
B
een elektron afstaan
C
een H+ opnemen
D
een H+ afstaan

Slide 13 - Quiz

Een oplossing van een sterk zuur geleidt de stroom beter dan een oplossing van een zwak zuur
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Zuur of base?

OH
A
Zuur
B
Base
C
Zout
D
Neutraal

Slide 15 - Quiz

Zuur of base?

CH3COOH
A
zuur
B
base

Slide 16 - Quiz

Is natronloog een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste notatie van waterstoffluoride-oplossing in een zuur/base-reactie?
A
HF(l)
B
HF(aq)
C
H3O+(aq)
D
H3O+(aq)+F(aq)

Slide 18 - Quiz

welk zuur is een sterk zuur?
Gebruik Binas
A
H3PO4
B
HF
C
H2SO4
D
CH3COOH

Slide 19 - Quiz


HCl (waterstofchloride) is een sterk zuur. 
De notatie van dit zuur in water is…
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

Welke van deze zuren is een meerwaardig zuur?
A
HNO3
B
H2SO4
C
H2O
D
NH3

Slide 21 - Quiz

Welk van onderstaande zuren is
een tweewaardige zuur?
A
H3PO4
B
H2SO4
C
HNO2
D
HBr

Slide 22 - Quiz

timer
3:00
Sterk zuur
Zwak zuur
waterstofjodide
fosforzuur
zwavelzuur
Ammoniumion

Slide 23 - Drag question

Is kalkwater een zuur of een base ?
A
zure oplossing
B
basische oplossing
C
geen zuur en ook geen base

Slide 24 - Quiz

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 25 - Drag question

Waterstof-chloride
Zwavel-zuur
Fosfor-zuur
Salpeter-zuur
HCl
HNO3
H2SO4
H3PO4

Slide 26 - Drag question

Wat is het zuurrestion van deze zuren?
H2O + CO
HCl
HS
CH3COO
Wat is het zuur van deze zuurrestionen?
H2SO4
HCO3-
timer
2:00
Cl-
H2CO3
CO32-
SO42-
HSO4-
H2S
S2-
CH3COOH

Slide 27 - Drag question

Welke van deze zuren is geen anorganisch zuur?
A
HCOOH
B
H2CO3
C
H2O2
D
HF

Slide 28 - Quiz


Een zuur is een bijtende stof.

Welke pictogram moet er op het etiket van een zuur staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 29 - Quiz


Een milieuprobleem is zure regen. Welke stof is medeverantwoordelijk voor zure regen?

A
koolstofdioxide
B
methaan
C
zwavelstikstof
D
zwaveldioxide

Slide 30 - Quiz

In een 0,120 M oplossing van een eenwaardig zwak zuur is dit zuur voor 12,3 procent geïoniseerd.
Wat is de waarde van de Kz van dit zuur?
A
1,8·10-3
B
2,1·10-3
C
1,4·10-2
D
1,5·10-2

Slide 31 - Quiz

Een oplossing met pH = 2,0 wordt 10x verdund. Wat wordt de nieuwe pH?
A
pH = 0,20
B
pH = 1,0
C
pH = 3,0
D
pH = 4,0

Slide 32 - Quiz

100 mL pH = 5 wordt toegevoegd aan 900 mL water. Bereken pH
A
10x verdund ==> pH = 4
B
pH blijft gelijk
C
na verdunning wordt de pH = 7 - 5 = 2
D
10x verdund ==> pH = 6

Slide 33 - Quiz

Vraag 14) De [H+] in een oplossing is 2,4 x 10 -4 M.
Bereken de pH van deze oplossing.

Slide 34 - Open question

Vraag 15) De pH van een oplossing 6,05.
Bereken de [H+] in deze oplossing.

Slide 35 - Open question