Betrouwbaarheid van bronnen

Regels
  • Respect
  • Geen telefoons!!
  • Hand opsteken als je wat wilt zeggen
  • Chromebook (als docent aangeeft)
  • Spullen in orde
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Regels
  • Respect
  • Geen telefoons!!
  • Hand opsteken als je wat wilt zeggen
  • Chromebook (als docent aangeeft)
  • Spullen in orde

Slide 1 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Les 1

Slide 2 - Slide

Planning
  • Leerdoel(en) les 1
  • Uitleg bronnen en werkvorm begrippennetwerk
  • Aan de slag!
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Leerdoel(en)
Aan het eind van de les
  • begrijpen de leerlingen hoe de werkvorm begrippennetwerk in elkaar zit.
  • begrijpen de leerlingen hoe je de begrippennetwerk gebruikt bij het beoordelen van historische bronnen op hun betrouwbaarheid.
  • kunnen de leerlingen verklaren welke gebeurtenissen er plaatsvonden voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog m.b.v. bronnen.

Slide 4 - Slide

bronnen
Mensen lieten sporen achter, ook wel overblijfselen. Wanneer zo'n overblijfsel ons informatie geeft over het verleden, noemen wij dit een bron. 

Slide 5 - Slide

Bronnen
  • Om er achter te komen wat er gebeurd is gebruiken we bronnen: "bewijs"

  • Zonder bronnen weten we niets over de geschiedenis!

  • Primaire bronnen: bronnen die gemaakt zijn in de tijd die we onderzoeken
  • Secundaire bronnen: bronnen die later gemaakt zijn

  • Daarnaast verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen

Slide 6 - Slide

De betrouwbaarheid van bronnen
Als historicus gebruik je bronnen om het verleden te onderzoeken. Belangrijk is dat je kunt inschatten hoe goed deze bronnen zijn. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar, bijvoorbeeld omdat mensen overdrijven of dingen weglaten. Hoe weet je welke bronnen wel en niet betrouwbaar zijn?

Slide 7 - Slide

Bruikbaarheid:
betrouwbaarheid en representativiteit
Bruikbaarheid:
De bruikbaarheid van een bron hangt af van wat je precies onderzoekt. Allereerst moet de bron gaan of iets vertellen over wat je onderzoekt. Daarnaast moet je kijken of de informatie uit die bron betrouwbaar is en kenmerkend voor een bepaalde groep of situatie (representativiteit).

Betrouwbaarheid:
Bij betrouwbaarheid kijk je of de informatie in de bron klopt. Je let op drie verschillende aspecten van de bron om deze te beoordelen op betrouwbaarheid (zie volgende dia)

Representativiteit:
In hoeverre geldt dit voor meer mensen en/of meer situaties? Als de mening/beschrijving van een situatie voor een kleine groep geldt of alleen voor die ene persoon dan is deze niet representatief (kenmerkend) voor de rest van de groep of ook toepasbaar in meerdere situaties. Als de mening of situatie wel geldt voor een grote groep/hele groep of meerdere situaties dan is deze wel representatief.

Slide 8 - Slide

Betrouwbaarheid
Primair of secundair
Reeds besproken!

Achtergrond/standplaatsgebondenheid van de maker
Er wordt gekeken wie de maker van de bron is. Wat is er over deze persoon bekend? Wat weten we over zijn achtergrond? Welke nationaliteit had hij, welk geloof, welke leeftijd etc? Welke bedoeling heeft de maker met de bron? Dit geeft aan hoe betrouwbaar is. 

Soort bron / aard van de bron
De soort bron geeft ook aan in hoeverre de informatie te vertrouwen is.
Is de bron geschreven of ongeschreven?  Is de bron privé of openbaar? Staan er feiten of meningen in?

Slide 9 - Slide

1. Wie heeft de bron gemaakt? (auteur)
Om te kijken of een bron betrouwbaar is kijken, kijken we door wie de bron gemaakt is. We kunnen onszelf de volgende vragen stellen
  • Wie is de schrijver? 
  • Weten we wel wie de bron geschreven heeft? 
  • Heeft diegene een bijzondere reden om de bron te schrijven of deed die dit uit zichzelf?
  • Wanneer leefde de schrijver? Is dit dezelfde tijd als de bron?


Slide 10 - Slide

2. Wanneer is de bron geschreven? (tijd)
Om te kijken of een bron betrouwbaar is kijken, kijken we wanneer de bron gemaakt is? We kunnen onszelf de volgende vragen stellen:
  • Wanneer is de bron geschreven?
  • Weten we wanneer de bron geschreven is?
  • Klopt het jaartal met de gebeurtenis? Is het een directe of indirecte bron?


Slide 11 - Slide

3. Wat staat er in de bron? (tekst/inhoud)
Om te kijken of een bron betrouwbaar is kijken, kijken we ook naar wat er in de bron staat We kunnen onszelf de volgende vragen stellen:
  • Klopt de bron met wat jij al weet over het onderwerp?
  • Zie ik in de bron vooral feiten of meningen?
  • Wat kan het doel van de bron zijn?


Slide 12 - Slide

Werkvorm Begrippennetwerk.

Slide 13 - Slide

Aan de Slag!
Wat: Ga aan het werk met de begrippennetwerk
Hoe: Bekijk eerst zorgvuldig de bronnen. Gebruik de sleutelbegrippen, de legenda en vul het begrippennetwerk in. Bespreek met je groepje hoe jullie tot bepaalde conclusies zijn gekomen.
Tijd: jullie hebben 15 minuten om de opdracht uit te voeren. Zorg ervoor dat jullie efficiënt gebruikmaken van de beschikbare tijd.
Hulp: als jullie vastlopen of vragen hebben, aarzel dan niet om bij je groepsleden om hulp te vragen. Kom je er echt niet uit steek je hand in de lucht. Gebruik eventueel je informatieboek voor context.
Klaar: als jullie klaar zijn met het invullen van het begrippennetwerk, steek je hand in de lucht. Ik kom dan de antwoorden checken.
Resultaat: het doel is om een goed onderbouwd begrippennetwerk te produceren dat laat zien hoe jullie de betrouwbaarheid van de bronnen hebben beoordeeld.

Slide 14 - Slide

Leerdoel(en)
Aan het eind van de les
  • begrijpen de leerlingen hoe de werkvorm begrippennetwerk in elkaar zit.
  • begrijpen de leerlingen hoe je de begrippennetwerk gebruikt bij het beoordelen van historische bronnen op hun betrouwbaarheid.
  • kunnen de leerlingen verklaren welke gebeurtenissen er plaatsvonden voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog m.b.v. bronnen.

Slide 15 - Slide

Goed gewerkt

Slide 16 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Les 2

Slide 17 - Slide

Planning
  • Leerdoel(en) les 2 
  • Terugblik en werkvorm stappenplan
  • Aan de slag!
  • Afsluiten en Exitcards

Slide 18 - Slide

Leerdoel(en)
Aan het eind van de les
  • begrijpen de leerlingen hoe de werkvorm begrippennetwerk in elkaar zit.
  • begrijpen de leerlingen hoe je de begrippennetwerk gebruikt bij het beoordelen van historische bronnen op hun betrouwbaarheid.
  • kunnen de leerlingen verklaren welke gebeurtenissen er plaatsvonden voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog m.b.v. bronnen.

Slide 19 - Slide

1. Kijk naar de persoon van de schrijver of maker: wie is hier aan het woord, of wie heeft deze afbeelding gemaakt?

Slide 20 - Slide

2. De tijd waarin de bron gemaakt is: was de maker of schrijver een tijdgenoot, of leefde hij of zij in een (veel) latere tijd?
- Is dat een voor- of een nadeel in verband met de betrouwbaarheid? (Het is lang niet altijd zo dat bronnen uit een latere tijd minder betrouwbaar zijn dan die van tijdgenoten).
- Iemand kan een veldslag hebben meegemaakt (ooggetuige), maar kan er pas jaren later over schrijven. Het kan hierdoor zijn dat hij zich niet alles meer goed herinnert!
- Over het algemeen geldt dus: hoe minder tijd er zit tussen het maken van de bron en de gebeurtenis, des te betrouwbaarder is de bron

Slide 21 - Slide

3. De informatie waarover de schrijver of maker kon beschikken
Was de schrijver of maker goed op de hoogte (bijvoorbeeld omdat hij deel uitmaakte van het koninklijk hof) of kon hij niet over heel goede informatie beschikken (bijvoorbeeld omdat hij ergens in een afgelegen streek woonde)?

Slide 22 - Slide

4. De bedoeling waarmee de bron gemaakt is
Als iemand de bedoeling had een politiek propagandaverhaal te schrijven (bijvoorbeeld om zijn kiezers te overtuigen), wordt dat iets heel anders dan wanneer de schrijver als geheim agent van een regering een zo nauwkeurig mogelijk verslag wilde geven van een bepaalde situatie. De sleutelvraag is hier: had de schrijver redenen om de situatie anders voor te stellen dan ze werkelijk was?

 - Wil de maker je zo goed mogelijk informeren of doet hij expres informatie achterhouden of verdraaien om een bepaald doel te bereiken?
- Overdrijft hij of is hij zakelijk? Is hij partijdig of neutraal?
- Hoe zakelijker of onpartijdiger, des te betrouwbaarder de bron.

Slide 23 - Slide

Werkvorm stappenplan

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Wat: Ga aan het werk met de stappenplan.
Hoe:  Bekijk eerst zorgvuldig de bronnen. Gebruik de sleutelbegrippen, de legenda en vul het begrippennetwerk in.
Tijd: Je hebt 25 minuten om de opdracht uit te voeren. Zorg ervoor dat jullie efficiënt gebruikmaken van de beschikbare tijd.
Hulp: als je vastloopt of vragen hebt, kijk echt eerst of je hemzelf kan oplossen. Kom je er echt niet uit steek je hand in de lucht. Gebruik eventueel je informatieboek voor context.
Klaar: Zodra je alle stappen van het stappenplan hebt doorlopen en de betrouwbaarheid van de bronnen hebt beoordeeld, ben je klaar. Zorg ervoor dat je al je bevindingen duidelijk hebt genoteerd en gereed hebt voor discussie. 
Resultaat: Het doel van deze opdracht is dat je leert om kritisch naar historische bronnen te kijken en hun betrouwbaarheid te evalueren d.m.v. de stappenplan.

Slide 25 - Slide

Exit card invullen
  1. Vul je naam in
  2.  Geef antwoord op de vragen.
  3. Als de bel gaat, lever je de exitcard in bij Meneer Bouyazmarane

Slide 26 - Slide

Leerdoel(en)
Aan het eind van de les
  • begrijpen de leerlingen hoe de werkvorm begrippennetwerk in elkaar zit.
  • begrijpen de leerlingen hoe je de begrippennetwerk gebruikt bij het beoordelen van historische bronnen op hun betrouwbaarheid.
  • kunnen de leerlingen verklaren welke gebeurtenissen er plaatsvonden voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog m.b.v. bronnen.

Slide 27 - Slide

AFSLUITEN
trots op jullie!!!!

Slide 28 - Slide