Modalverben Grammatik B 10 juni a.s. in les:
Machen Aufgaben 28, 29 Seiten 82-83
Wiederholung 8: Aufgaben 3 t/m 8
3: welk werkwoord past in de zin en zet in juiste vorm
4: werkwoord tussen haakjes in juiste vorm zetten
5: welk werkwoord past in de zin mögen of möchten en zet in de juiste vorm
6: zet het werkwoord in de juiste vorm
7: vertaal het werkwoord en zet in de juiste vorm
8: vertaal de werkwoorden in het Duits. Zet ze in de juiste zin en in de juiste vorm
→ leren alle Modalverben: Grammatik A+B Kapitel 8
,