Hausaufgaben: Mittwoch, den 16. Juni 2021→Formatieve toets: Freitag, den 18. Juni 2021
Lernen Grammatik A: kunnen, mogen, moeten en weten Seite 78/97
Lernen Grammatik B: sollen, wollen, mögen en möchten Seite 81/98
Aufgaben 21, 22 en 23 → sollen, wollen, mögen en möchten
Arbeitsblatt 3
Wiederholung 8: Aufgaben 1 t/m 4 Seiten 160-161
sollen= moeten → wil van een ander!
wollen = willen
mögen = leuk vinden, lusten
möchten = willen (wens), zou graag willen (beleefdheid)
- Geen uitgang bij: ich, er, sie, es, man
- Klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man → dus bij enkelvoud!