2A Freitag, den 11. Juni 2021

Freitag, den 11. Juni 2021
  • Willkommen
  • Hausaufgaben gemacht?
  • Lernziel
  • Grammatik: Modalverben Film + Aufgaben machen
  • LessonUp: Grammatik üben
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Freitag, den 11. Juni 2021
  • Willkommen
  • Hausaufgaben gemacht?
  • Lernziel
  • Grammatik: Modalverben Film + Aufgaben machen
  • LessonUp: Grammatik üben
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 1 - Slide

Hausaufgaben gemacht?
Aufgaben 19 + 20 Seite 80
Arbeitsblatt 1 + 2

Slide 2 - Slide

Lernziel
  • Je kunt de werkwoorden van modal in de tegenwoordige tijd gebruiken: können, dürfen, müssen en wissen.

Slide 3 - Slide

Grammatik: Modalverben
kunnen, mogen, moeten en weten

Klinkerwisseling: ich, du, er, sie, es en man → dus bij enkelvoud
Geen uitgang: ich, er, sie, es en man → dus bij ik, hij, zij, het en men
Enkelvoud wissen → ss veranderd in ß

  1. Geen uitgang bij: ich, er, sie, es, man
  2. Klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man → dus bij enkelvoud!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Grammatik Aufgaben machen:
Wiederholung 8: Aufgaben 1 t/m 4   Seiten 160-161
Arbeitsblatt 3
timer
1:00

Slide 6 - Slide

LessonUp: Grammatik üben
Pak je iPad!

Vanaf slide 11

Slide 7 - Slide

Grammatik Kapitel 8 + 10
Kapitel 8: 
Modalverben: können, dürfen, müssen en wissen

Modale hulpwerkwoorden geven een speciale betekenis aan de zin! 
Bijvoorbeeld: 
Ik kan iets, jij mag iets, jullie moeten iets, wij weten iets, ik moet iets van een ander, u wilt iets, zij vindt iets leuk, hij lust iets en jullie wensen iets.

Slide 8 - Slide

Hausaufgaben: Mittwoch, den 16. Juni 2021
Formatieve toets: Freitag, den 18. Juni 2021
Lernen Grammatik A: kunnen, mogen, moeten en weten  Seite 78/97
Lernen Grammatik B: sollen, wollen, mögen en möchten Seite 81/98

Aufgaben 21, 22 en 23 → sollen, wollen, mögen en möchten
Arbeitsblatt 3
Wiederholung 8: Aufgaben 1 t/m 4  Seiten 160-161

sollen= moeten → wil van een ander!
wollen = willen
mögen = leuk vinden, lusten
möchten = willen (wens), zou graag willen (beleefdheid)

  1. Geen uitgang bij: ich, er, sie, es, man
  2. Klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man → dus bij enkelvoud!

Slide 9 - Slide

Planung nächsten Wochen:
Herhalingstoets Kapitel 1 t/m 4 → voldoende, formatief 

Modalverben


Slide 10 - Slide