proefvertaling

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

proefvertaling

foede (r. 3) is een

1. zelfst. nw.
2. bijv. nw.
3. bijw.
4. werkwoord

propinquitate en amicitia staan in de

1. nom ev
2. abl ev
3. nom mv
4. acc mv

fere (r. 4) is een

1. zelfst. nw.
2. bijv. nw.
3. bijw.
4. werkwoord

quorum (r. 4) staat in de

1. nom ev
2. acc ev
3. abl ev
4. gen mv

Hi (r. 5) is de nom mv m van?

conloquendum (r. 6) komt van conloquor (=deponens) en het
is een

1. gerundium, want het congrueert
2. gerundium, want het congrueert niet
3. gerundivum, want het congrueert
4. gerundivum, want het congrueert niet

venandi (r. 6) is een

1. gerundium, want het congrueert
2. gerundium, want het congrueert niet
3. gerundivum, want het congrueert
4. gerundivum, want het congrueert niet

venandi (r. 6) staat in de

1. gen ev
2. dat ev
3. abl ev
4. nom mv

ceteri (r. 8) is een

1. zelfst. nw.
2. bijv. nw.
3. bez. vnw.
4. bijw.

id (r.9) komt van is, ea, id (= deze, dit, aanwijzend voornaamwoord) en kan dus nom en acc ev o zijn.

1. het is hier nom want onderwerp bij petentes
2. het is hier nom want nd bij petentes
3. het is hier acc want LV bij petentes
4. het is hier acc want BwB bij petentes

sui (r. 11) is een

1. zelfst. nw.
2. bijv. nw.
3. bez. vnw.
4. bijw.

promissis is ppp van promittere.
In welke naamval kan het staan?

1. gen ev
2. dat mv
3. abl mv
4. dat + abl mv