Beestenboel

Textuur en structuur
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

Textuur en structuur

Slide 1 - Slide

Textuur en structuur

Slide 2 - Slide

Leerdoel: herkennen, uitleggen en toepassen van textuur en structuur. 

Slide 3 - Slide

Wat is Textuur?

Textuur is de oppervlakte van alles we kunnen zien en voelen. De tafel heeft bijna geen textuur want die is vlak en glad, maar de schors van een boom wel want die is ruw en grof. De Vacht van een vos is weer zacht en harig. Maar hoe kan je nou in een tekening laten zien of iets zacht of juist stekelig aan voelt?

Slide 4 - Slide






De bekenste vorm van structuur toe passen in de tekenkunst heet "arceren". Eigenlijk teken je allemaal hele kleine lijntjes. Hoe dichter je die lijntjes bij elkaar zet, hoe donkerder de arcering word. 

Hoe verder je de lijntjes van elkaar af zet, hoe lichter het word. Zo maak je verschillende tonen of tinten met maar 1 kleur. Op de volgende slide zie je voorbeelden van verschillende tonen van structuur en een voorbeeld van een tekening met alleen maar dit soort lijntjes (gearceerd)

 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Er zijn veel verschillende 
soorten  structuur

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Nu weet je wat structuur en textuur inhoud

Slide 16 - Slide

Opdracht 1.
Zoek in tijdschriften of kranten, reclamefolders 10 verschillende structuren. Plak deze netjes op een A-4.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Opdracht 2
Teken het werkblad met potlood en liniaal na op A4 formaat ivoorkarton. 
  • Elk vakje is 5 x 5 cm.
  • Tussen de vakjes laat je ruimte van 1,5 cm. 
  • De onderste balk is opgebouwd uit 7 vakjes van 2,5 x 2,5 cm.
In elk vakje komt een andere structuur. 3 huidstructuren, 3 kunstmatige structuren en 3 fantasie structuren
In de onderste balk kies je een van de structuren en deze ga je van licht naar donker in de vakjes tekenen. 
De structuren trek je over met inkt en een kroontjes pen! 

Laat je structuren goed keuren voordat je begint met inkt! 

duur: 6 les uren (2 weken)


Huid/vacht
Kunstmatige structuur
fantasie structuur

Slide 19 - Slide

Wat doe je niet (of weinig) wanneer je met inkt werkt?
A
Praten
B
Door het lokaal lopen
C
Tenissen
D
Scheetjes laten

Slide 20 - Quiz

Werken met inkt
Belangrijke regels voor werken met inkt.
1. Blijf op je plek zitten, de potjes inkt kunnen om gestoten worden wanneer er te veel mensen door het lokaal lopen.
2. Tafels moeten altijd horizontaal staan, anders blijft je potje niet staan.
3. Werk netjes en let op je kleding, want inkt was je niet uit je kleren.
4  Maak je pen schoon en droog, anders gaat het metaal roesten.
5. Zorg dat het potje inkt goed dicht gedraaid is.

Slide 21 - Slide

Hoe moeten de tafels staan als we met inkt werken?
A
Achterste voren
B
Onderste boven
C
Verticaal
D
Horizontaal

Slide 22 - Quiz

Waarom is het handig om netjes te werken met inkt?

Slide 23 - Open question

Wat gebeurd er met je pen als je deze niet goed droog maakt na gebruik?

Slide 24 - Open question

Waarom moet het potje inkt goed dicht gedraaid worden?
A
Anders vervliegt het inkt
B
Dan droogt de inkt op
C
Dan kan het potje gaan lekken
D
Dan veranderd de kleur

Slide 25 - Quiz

Opdracht 3
Nu heb je geoefend met structuur en inkt. 
Nu ontwerp je een eigen fantasie dier opgebouw uit minimaal 3 verschillende dieren. 
(meer dan 3 mag, maar minder niet)
Per dier breng je een structuur aan, dus hoe meer verschillende dieren, hoe meer verschillende structuren. 
1. Maak 3 schetsen op schets papier ( 1 uur per schets
2. Werk je beste schets uit op ivoor karton, de structuren vul je later in met inkt.
3. Teken de verschillende structeren van je fantasie dier in met inkt.
4. Voeg een achtergrond toe.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Minimaal 3 verschillende dieren
Meer mag altijd, maar niet minder!
1
2
3
4
5

Slide 28 - Slide

Zorg dat je dieren goed aanluiten. Ook als ze bijvoorbeeld lange en korte poten hebben.

Slide 29 - Slide

Gebruik echte dieren als voorbeelden, dus geen getekende plaatsjes. Daar wordt vaak geen structuur gebruikt

Slide 30 - Slide

Teken de omgeving van je dier. Bedenk goed of dit onderwater, in de lucht of in een bos is.

Slide 31 - Slide

plaats hier een foto van je fantasie dier in inkt.

Slide 32 - Open question