H4 W23

1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 36 slides, with text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programm
  • Jojo (10 Min.)
  • Vokabeln K4 L5 (10 Min.)
  • Grammatik Brief (10 Min.)
  • Verbessern Brief (15 Min.)
Ziele
Ich beherrsche die Vokabeln von Lektion 4




Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

0

Slide 4 - Video

0

Slide 5 - Video

1. Bij geografische begrippen zonder lidwoord gebruik je nach: 

“Ich gehe nach Berlin, nach Deutschland”.

Let op: bij landennamen met een bijbehorend lidwoord gebruik je niet nach, maar een combinatie van in plus het lidwoord.
Voorbeeld: “Ik reis naar Nederland” vertaal je met: “Ich fahre in die Niederlande”. Maar daarnaast: “Ich gehe nach Holland”.

Slide 6 - Slide

2. Ook bij windrichtingen gebruik je nach. 
“Ich fahre nach Osten”, “nach Süden”.

Slide 7 - Slide

Richting
3. Ook is het “nach links”, “nach rechts”, “nach oben”, “nach vorne”.

Slide 8 - Slide

4. Bij een opgave van richting en doel gebruikt de Duitser het voorzetsel zu
Voorbeeld bij opgave van richting: “Ich fahre schnell zur Bank, zum Betrieb, zum Bahnhof”. 

Voorbeeld bij een doel: “Ich gehe zu Bett, zur Arbeit, zum Essen”. (Zum is een samenvoeging van zu dem, zur is de samenvoeging van zu der).

Slide 9 - Slide

5. Bij personen maakt het Duits gebruik van zu als equivalent van het Nederlandse naar. 
Voorbeelden: “Ik ga naar mijn moeder/oom” vertaal je met: “Ich gehe zu meiner Mutter/zu meinem Onkel”.

Slide 10 - Slide

6. Wanneer je in het Duits beschrijft dat je ergens naar binnen gaat, dan gebruik je het voorzetsel in.
“Ich gehe in das Zimmer (hinein)”. “Wir fahren ins (in das) Parkhaus” (ndl. garage).

Slide 11 - Slide

7. “In” gebruik je ook om aan te geven dat je naar een cultureel evenement gaat. 
“Sie gehen ins (in das) Theater”, “ich gehe ins (in das) Kino” (bioscoop).

Slide 12 - Slide

8. Het gaan naar de zee, een rivier, een meer of het strand druk je in het Duits uit met het voorzetsel an.
“Ich fahre an die Ostsee, an den Rhein, an den Bodensee, an den Strand”.

Slide 13 - Slide

9. Uitzondering: zu Hause sein betekent thuis zijn
nach Hause gehen is naar huis (toe) gaan.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Programm
  • Jojo (10 Min.)
  • Aussprache (20 Min.)
  • Gesprächsfertigkeit (20 Min.)
Ziele
B1 Ich kann die Hauptinhalte von Fernsehsendungen zu vertrauten Themen erfassen, wenn sie relativ langsam und klar präsentiert werden.

Slide 18 - Slide

0

Slide 19 - Video

0

Slide 20 - Video

0

Slide 21 - Video

Aussprache Vokale mit Umlaut
Op -a, -o of -u
Qualität (lang)
ärgern (kort)
Bäume (lang oi)
blöd (lang)
löschen (kort)
löschen (kort)


früh (lang)
Glück (kort)


Slide 22 - Slide

Sis-klanken (s, ss, ß, sch, z)
Scherpe s-klank voor in de mond (s, ss, ß)
Haus
Tasse
heißen
wissen
Tenisspieler


Slide 23 - Slide

Sis-klanken (s, ss, ß, sch, z)
sj-klank met getuite lippen (sch, st, sp)
st, sp alleen bij begin van een lettergreep stehen - selbst
Schule
Stunde
Sport
Schlüssel
Schlagzeug

Slide 24 - Slide

Aussprache Vokale mit Umlaut
Op -a, -o of -u
Qualität (lang)
ärgern (kort)
Bäume (lang oi)
blöd (lang)
löschen (kort)


früh (lang)
Glück (kort)


Slide 25 - Slide

Aussprache Vokale ich- en ach-Laut
Ach-Laut: Wanneer het gevolgd wordt door een a, o of u wordt het uitgesproken als ch (zoals in het Nederlandse woord lach).

Ich-Laut: Indien ch gevolgd wordt door een andere letter (i, e, äu, ä) wordt het uitgesproken als een g (zoals in het Nederlandse woord vlieg). 

Slide 26 - Slide

Aussprache

Slide 27 - Slide

Die Prüfung
Die Themen:
  1. Zukunft (Beruf, Ausbildung, Träume)
  2. Aussehen (Kleidung)
  3. Urlaub/Ferien (Traumurlaub, Sommerferien)
  4. Tagesablauf (Wochenende, Schultage)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Erstelle zu jedem Thema 3 Fragen:
Die Themen:
  1. Zukunft (Beruf, Ausbildung, Träume)
  2. Aussehen (Kleidung)
  3. Urlaub/Ferien (Traumurlaub, Sommerferien)
  4. Tagesablauf (Wochenende, Schultage)

Slide 30 - Slide

Zeit zum Lesen (20 Min.)
timer
20:00

Slide 31 - Slide

Programm
  • Lesen (20 Min.)
  • Jojo (10 Min.)
  • Aussprache (20 Min.)
Ziele
B1 Ich kann die Hauptinhalte von Fernsehsendungen zu vertrauten Themen erfassen, wenn sie relativ langsam und klar präsentiert werden.ll

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video

0

Slide 34 - Video

0

Slide 35 - Video

Sis-klanken (s, ss, ß, sch, z)
zachte z-klank (s)
lesen
singen
Sommer
sauber
Besuch

Slide 36 - Slide