Stijgen en dalen

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 4

Stijgen en dalen

1. ⟨←, 2]
2. ⟨←, 2⟩
3. [2,→⟩
4. ⟨2,→⟩

Welke notatie hoort bij 3 < x ≤ 6,5

1. ⟨3; 6,5⟩
2. ⟨3; 6,5]
3. [3; 6,5⟩
4. [3; 6,5]

Bereken de richtingscoëfficiënt van de lijn door de punten A(2, 5) en B(7, 13)

Richtingscoëfficiënt berekenen

A(2, 5) en B(7, 13)

Δy / Δx =

Richtingscoëfficiënt berekenen

A(2, 5) en B(7, 13)

Δy / Δx =

(y_B - y_A) / (x_B - x_A) =

Richtingscoëfficiënt berekenen

A(2, 5) en B(7, 13)

Δy / Δx =

(y_B - y_A) / (x_B - x_A) =

(13 - 5) / (7 - 2) =

Richtingscoëfficiënt berekenen

A(2, 5) en B(7, 13)

Δy / Δx =

(y_B - y_A) / (x_B - x_A) =

(13 - 5) / (7 - 2) =

8 / 5 = 1,6

Stijgen en dalen

Constante daling

Stijgen en dalen

Stijgen en dalen

Stijgen en dalen

Afnemend dalend op ⟨-3, 0⟩

Stijgen en dalen

Afnemend dalend op ⟨-3, 0⟩

Stijgen en dalen

Afnemend dalend op ⟨-3, 0⟩

Toenemend stijgend op ⟨0 ,3⟩

Stijgen en dalen

Stijgen en dalen

Stijgen en dalen

Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩

Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩

Stijgen en dalen

Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩

Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩

Stijgen en dalen

Afn. stijg. ⟨-3, -2⟩

Toen. dal. ⟨-2; -1,5⟩

Afn. dal. ⟨-1,5; -1⟩

Hoe loopt de grafiek op het interval ⟨-1, 1⟩?

A. Afn. stijg.

B. Toen. stijg.

C. Eerst afn. stijg., 
     dan toen. stijg.

D. Eerst toen. stijg., 

     dan afn. stijg.

Hoe loopt de grafiek op interval ⟨-1, 1⟩?

1. Afn. stijg.
2. Toen. stijg.
3. Eerst afn. stijg., dan toen. stijg.
4. Eerst toen. stijg., dan afn. stijg.

Hoe loopt de grafiek op het interval ⟨-1, 1⟩?

A. Afn. stijg.

B. Toen. stijg.

C. Eerst afn. stijg., 
     dan toen. stijg.

D. Eerst toen. stijg., 

     dan afn. stijg.

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?

A. ⟨-1,5; -1⟩

B. ⟨1; 1,5⟩

C. ⟨1,5; 2⟩

D. ⟨3, 4⟩

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?

1. ⟨-1,5; -1⟩
2. ⟨1; 1,5⟩
3. ⟨1,5; 2⟩
4. ⟨3, 4⟩

Op welk interval is de grafiek toenemend dalend?

A. ⟨-1,5; -1⟩

B. ⟨1; 1,5⟩

C. ⟨1,5; 2⟩

D. ⟨3, 4⟩

Minima en maxima

• Toppen

Bij welke punten treed een minima op?

1.  A, C, E

2. B, D, F

3. B, D

4. C, E

Bij welke punten treed een minima op?

1. A, C, E
2. B, D, F
3. B, D
4. C, E

Bij welke punten treed een minima op?

1.  A, C, E

2. B, D, F

3. B, D

4. C, E

Huiswerk

Opgave 9, 11, 12, 16, 17 (blz. 14 t/m 17)

Volgende week Studyflow H22 en H23 af