Les 44 Bezittelijke voornaamwoorden

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Goedemiddag!

Wat een grijze natte dag vandaag!

Binnen is het warm en gezellig.

En we gaan veel leren!

 

Maandag

11 maart 

2024

Wat gaan we doen vandaag? 

• Kennismaken  met Mohmaad
  
• Praten over vorige week
  
• Grammatica 

• Liedje
  
• Dictee 
  
• Bingo

Welkom Mohmaad

Kennismaken 

Wie ben ik?

• Naam
• Leeftijd
• Land
• Favoriete hobby
• Grootste angst

1. Naam      

                  

                  

     

Ik ben..................    

Ik heet..................

Mijn naam is......

Ik ben.............. [jaar oud]. 

Ik kom uit............................

Ik vind....................... leuk.

Ik hou van............

Ik ben bang voor........

2. Leeftijd

3. Land

4. Hobby

5. Angst

Wie ben ik?

• de wereld
  

• Welke naam hoor je het meest?
  

Mohammed

Muhammad

Mohamed

Mohammad

Muhammed

Mohmaad

naam van de hele wereld!

1. Hoe was de les (3x) vorige week? 

2. Wat hebben jullie geleerd?

3. Welke nieuwe woorden hebben jullie geleerd? (ieder 2)

4. Wie heeft Nederlands gepraat met iemand buiten de les? 

(waar en met wie?)

Hoe was het vorige week?

Grammatica

           

Dit zijn woorden, die gaan over bezit.

Bezit = van wie iets is

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

mijn                    ons

jouw                   jullie

zijn/haar            hun

LessonUp

Ga naar: Google  

Vul in: lessonup.app 

Ga naar: Enter code

 (Niet: Lessonup/student)

Wat vond je van dit filmpje?

Moeilijk

Leerzaam

Lang

Leuk

Niet leuk

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je gehoord (mijn, jouw, zijn etc.)?

ik	mijn
jij	jouw
u	uw
hij	zijn
zij	haar
wij	ons/onze
jullie	jullie
zij	hun

Bezittelijke voornaamwoorden

ik	mijn broer
jij	jouw broer
u	uw broer
hij	zijn broer
zij	haar broer

wij	onze tuin (de) ons huis (het)
jullie	jullie vriend
zij	hun huis

enkelvoud /  1 persoon  

meervoud / meer personen  

mijn / jouw?

Hij is mijn vader.

Hij is mijn vader.

Kan je een zin maken met "mijn"?

Schrijf jouw naam op het papier.

Heb jij jouw huiswerk gemaakt?

Wat is jouw favoriete kleur?

Wat is jouw adres?

Hoe was jouw dag op school?

Wat is jouw leeftijd?

JOUW 

= je

zijn / haar?

Dit is Willem.

Willem is een jongen.

Hij heeft een voetbal.

Het is zijn voetbal. 

Dit is Pia.

Pia is een meisje.

Zij heeft een beer.

Het is haar beer. 

ons / onze?

Dit is onze school.

(de school)

Dit zijn onze tafels.

(de tafels)

Dit is ons bord.

(het bord)

Dit is jullie boek.

Zij is jullie docent.

Dit zijn de jongens van het Nederlands elftal. 

Hun kleren zijn oranje.

We gaan even samen oefenen....

Waar woon jij? Wat is .... adres?

1. mijn
2. jouw

Peter heeft een fiets. Het is .... fiets.

1. haar
2. zijn

Eva zoekt .... bril.

1. haar
2. zijn

Ik heb een broer. Hij is ......... broer.

1. mijn
2. jullie
3. jouw
4. zijn

Zij gaat ....... huiswerk maken.

1. haar
2. zijn

Ik kan .... telefoon niet vinden.

1. mijn
2. jullie
3. jouw
4. zijn

Het zijn ........ fietsen

1. ons
2. onze

Het is ........ huis.

1. ons
2. onze

Hebben jullie een boek? Mag ik .....boek pakken?

1. mijn
2. jullie
3. jouw
4. zijn

Maak oefeningen

Oefening 1 en 2

Klaar: ook oefening 3 en 4

Bekijk de tekst van het lied.

(tekst in het Nederlands en in de eigen taal uitdelen)

Engels

Wat vond je van dit liedje?

😒🙁😐🙂😃

De leerlingen geven hun mening over het lied.

UITDELEN complete tekst

Je kunt nu zelf nakijken. 

BINGO

Luister naar de docent.

Luister goed of je een woord hoort op je kaart.

Hoor je het woord, dan streep je het door. 

Als je kaart vol is, roep je:

BINGOOOOOOOO.    Je hebt gewonnen!

Luister goed en schrijf 10 zinnen op.

Let op:  woorden van de vorige les (van mij 2 weken geleden)

Succes!

Dictee

• 1. Angosom drinkt melk.
  
• 2. Doua schrijft drie woorden: zoon, zon en zoen.
  
• 3. Bahadur draagt een overhemd en kip.
  
• 4. Lida woont in Spanje.
  
• 5. Gerye drinkt graag bier.
  
• 6. Selam eet graag sla.
  
• 7. Latifa, is het goed of fout.
  
• 8. Teklu:
  
• 9. Kader:
  
• 10. Mohammed zegt: tot ziens.
  

Je bent klaar!

Bijvoorbeeld:

Leuk                      Stom

Goed                     Slecht

Grappig                Leerzaam

Gezellig             Saai

Makkelijk           Moeilijk

Te makkelijk     Te moeilijk

                  Hoe vond je de les?

Dit is de Nederlandse inzending

Let op de gebarentolk

Mijn broer woont in Frankrijk.                   ik

Jouw broer woont in Eritrea.                     jij

Uw sleutel valt op de grond.                      U

Zijn vader is heel streng.                             hij

Haar tante woont in Rotterdam.               zij

Onze les begint om 9.00 uur.                    wij

Jullie huis is mooi.                                        jullie

Hun kinderen drinken geen melk.          zij