V6 Herhaling Th 1 Regeling en Th 2.1 & 2.2 waarneming (V5)

V6 Herhaling Th 1 Regeling en Th 2.1 & 2.2 waarneming (V5)
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V6 Herhaling Th 1 Regeling en Th 2.1 & 2.2 waarneming (V5)

Slide 1 - Slide

Herhaling Regeling & Waarneming
BINAS tabellen: 88, 89

Slide 2 - Slide

Homeostase
  • In stand houden dynamisch evenwicht
  • Uitwendig en inwendig milieu: 1 cellaag verschil
  • Regelkring
  • Normwaarde
  • Negatieve en positieve terugkoppeling: product remt of stimuleert aanmaak

Slide 3 - Slide

Hormoon-receptorcomplex: receptor in cytoplasma
Second-messenger: receptor op celmembraan

Slide 4 - Slide

Regeling hormonen

Slide 5 - Slide

Eilandjes van Langerhans
  • α-cellen produceren glucagon en β-cellen produceren insuline
  • Door insuline meer glucosetransporteiwitten in celmembraan
  • Glucose in cellen omgezet naar glycogeen en opgeslagen
  • Insuline stimuleert omzetting glucose naar vetten en eiwitten

Slide 6 - Slide

Neuron
  • Impulsen ontvangen en doorgeven
  • Dendriet ontvangt impulsen
  • Axon geleidt impulsen van cellichaam af
  • Axon eindigt in synaps, spleet tussen uiteinde neuron en doelwit
  • Cellichamen van alle neuronen in of vlak bij CZS

Slide 7 - Slide

Synaps

Slide 8 - Slide

Soorten neuronen
  • Impulsen ontvangen en doorgeven
  • Dendriet ontvangt impulsen
  • Axon geleidt impulsen van cellichaam af
  • Axon eindigt in synaps, spleet tussen uiteinde neuron en doelwit
  • Cellichamen alle neuronen in of vlak bij CZS

Slide 9 - Slide

Zenuwcellen en zenuwen

Slide 10 - Slide

Reflexboog

Slide 11 - Slide

Hoe werkt actief transport ook weer?

Slide 12 - Slide

Natrium-kaliumpomp
  • In neuron cytoplasma negatief geladen vergeleken met buitenkant neuron
  • Rustpotentiaal -70 mV
  • Buiten meer Na+ dan K+ --> in cytoplasma meer negatieve ionen
  • Gehandhaafd door actief transport: natrium-kaliumpomp, kost ATP (waarvandaan?)

Slide 13 - Slide

Membraanpotentiaal-Natrium-kaliumpomp
Rust = -70 mV --> depolarisatie: door prikkel instroom Na+ naar - 50 mV = impuls --> = + 30 mV --> sluiting Na+ --> openen K+ --> membraanpotentiaal weer negatief = repolarisatie --> schiet door = hyperpolarisatie

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Impulsgeleiding

Slide 16 - Slide

Impulsoverdracht
Impulsoverdracht
Exciterend: instroom van Na+ = depolarisatie
Inhiberend: instroom van Cl- of K+ ( = hyperpolariserend) of postsynaptische receptoren beze
Ca++ nodig!

Slide 17 - Slide

Exciterende neurotransmitter

Stap 1a: Impuls komt aan bij de synaps (presynaptisch membraan)

Slide 18 - Slide

EPSP en IPSP

Slide 19 - Slide

Petra is boos en balt haar linkervuist steeds sterker.
Verandert hierdoor de sterkte van de actiepotentialen in de motorische neuronen van haar linkerarm?

A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Petra is boos en balt haar linkervuist steeds sterker.
Wat gebeurt er met de impulsfrequentie in de motorische neuronen in haar linkerarm? De impulsfrequentie ....
A
neemt toe
B
neemt af
C
fluctueert

Slide 21 - Quiz

In het tweede deel van de actiepotentiaal volgt een refractaire periode waarin geen nieuwe actiepotentiaal mogelijk is op die plaats van het membraan.

Wat is een van de oorzaken voor dit oponthoud?
A
Het duurt enige tijd voordat de energie voor een actiepotentiaal geleverd kan worden
B
Het duurt enige tijd voordat de natrium-kaliumpomp kan gaan werken
C
Het duurt enige tijd voordat de Kaliumpoorten weer open kunnen
D
Het duurt enige tijd voordat de Natriumpoorten weer open kunnen

Slide 22 - Quiz

De impulssnelheid in een gemyeliniseerd neuron is 120 m/s.
Een impuls gaat van je ruggenmerg naar je voet. Het axon heeft een lengte van ongeveer 1 meter.
Hoelang duurt het voordat de impuls in je voet is aangekomen?

Slide 23 - Open question

Gebruik BiNaS 88I & H
Het gebruik van Sarin is wereldwijd verboden. Sarin werkt in op een neurotransmitter. Wat is de werking van Sarin op synapsen?

Slide 24 - Open question

In het axon van neuron P is een actiepotentiaal gemeten. In het postsynaptische membraan van neuron Q verandert korte tijd later het potentiaalverschil van -70 naar -60mV.
Is er door P een neurotransmitter afgegeven aan Q en zo ja, is het effect exciterend of inhiberend?
A
wel afgegeven, exciterend
B
wel afgegeven, inhiberend
C
niet afgegeven

Slide 25 - Quiz

(2) De neurotransmitter GABA inhibeert de activiteit van andere neuronen.

Beschrijf de werking van GABA op de kaliumpoorten en gebruik de juiste begrippen voor die werking.

Slide 26 - Open question

(3) Op het postsynaptisch membraan van een neuron ontstaan tegelijkertijd EPSP's en IPSP's.
Worden de EPSP's hierdoor effectiever of minder effectief? Leg je antwoord uit. Gebruik in je antwoord de biologische begrippen die van toepassing zijn.

Slide 27 - Open question

Skeletspieren

Slide 28 - Slide

Myofibril
Sarcomeer

Slide 29 - Slide

Contractie

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Samengevat in tekst
Myosinekoppen gaan binding aan met actine op de volgende manier:
- myosinekop bevat ADP + P , als Ca2+ de bindingsplaats met actine vrijmaakt dan klikt de myosinekop in de bindingsplaats
- als ADP + P vervolgens loslaten knikt de myosinekop, waardoor actine langs het myosine filament schuift
- vervolgens koppelt ATP aan de myosinekop waardoor deze los raakt van de bindingsplaats op het actinefilament
- ATP wordt omgezet in ADP + P en de myosinekop komt weer in de beginstand terecht
Dit principe blijft zich herhalen zolang er Ca2+ aanwezig is

Slide 32 - Slide

Validiteit
  • Meet wat je beoogt te meten
  • De  juiste meetmethode (apparatuur) wordt gebruikt
Betrouwbaarheid
  • Herhaalbaarheid
  • Dezelfde onderzoeksresultaten wanneer het onderzoek wordt herhaald

Slide 33 - Slide

6.1 & 6.2 Waarneming
BINAS tabel: 87C

Slide 34 - Slide

Begrippen: wat weet je nog?



netvlies, hoornvlies, ooglens, kamervocht, glasachtig lichaam, vaatvlies, harde oogrok, pupil, iris, pupilreflex, pigmentcellen, netvlies, gele vlek, optische as, kegeltje, staafje, oogspieren, oogzenuw, blinde vlek, straalvormig lichaam, oudziend, accomoderen, verziend, bijziend, convergeren, divergeren

Slide 35 - Slide

hoornvlies
pupil
oogzenuw
blinde vlek
gele vlek
netvlies
vaatvlies
lens
glasachtig lichaam
iris
voorste oogkamer
achterste oogkamer
oogspier
harde oogvlies

Slide 36 - Drag question

Welke spiertjes trekken samen bij veel licht?
A
straalsgewijze spieren iris
B
kringspieren iris
C
accomodatiespier
D
oogspieren

Slide 37 - Quiz

Welke oogafwijking heb je als de oogas te kort is tussen lens en netvlies?
A
bijziend
B
verziend

Slide 38 - Quiz

Correctie van het oog
Correctie van het oog met behulp van een lens:

Slide 39 - Slide

Accommoderen

Slide 40 - Slide

Verziend en bijziend
  • Hoornvlies en ooglens breken licht
  • Bolle lenzen convergeren licht, holle lenzen divergeren licht

Slide 41 - Slide

Pupilreflex

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Staafjes en kegeltjes
Pigmenten

Slide 44 - Slide

Diepte zien: let op legenda in BiNaS

Slide 45 - Slide