Instructie 7.3 en 7.4

1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Gewricht
Naad
Vergroeid
Kraakbeen

Slide 17 - Drag question

Er is geen beweging mogelijk bij de volgende beenverbindingen
A
Naden
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid

Slide 18 - Quiz

Welke beenverbinding is het meest beweeglijk
A
Kraakbeen
B
Naad
C
Vergroeid
D
Gewricht

Slide 19 - Quiz

Welke beenverbinding zit er tussen de wervels?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht

Slide 20 - Quiz

Welk type beenverbinding is er te vinden tussen de ribben en het borstbeen?
A
Vergroeiing
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 21 - Quiz

Kraakbeen is een
A
beenverbinding waardoor er een heel veel beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
B
beenverbinding waardoor er een geen beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
C
beenverbinding waardoor er een beetje beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
D
verbinding tussen 2 kraakbeenlaagjes

Slide 22 - Quiz

Naadverbinding
Wat is waar?
A
1) botverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. bij de elleboog
B
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. het kniegewricht
C
1) kraakbeenverbinding waardoor er veel beweging mogelijk is 2) bijv. bij de schedelbeenderen
D
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. bij de schedelbeenderen

Slide 23 - Quiz

ontspannen
Samengetrokken
Verbinding door kraakbeen
Scharnier-gewricht
kogel
gewricht

Slide 24 - Drag question

Wat is het meest bewegelijk gewricht?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 25 - Quiz

Waardoor kunnen botten in een gewricht gemakkelijk langs elkaar bewegen?
A
Door gewrichtssmeer
B
Door gewrichtsbanden
C
Door kraakbeen
D
Door de beenverbinding

Slide 26 - Quiz

Sleep de beenverbinding naar de juiste beenderen
Twee teenkootjes
De wervels van het heiligbeen
Het heupbeen en het dijbeen
Ribben en het borstbeen
Gewricht
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen

Slide 27 - Drag question


Soort gewricht
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
D
draaikogelgewricht

Slide 28 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgericht
D
Atlas en draaier

Slide 29 - Quiz

Wat voor soort gewricht is B
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 30 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 31 - Quiz


Wat voor soort gewricht is C?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Eivormig gewricht

Slide 32 - Quiz

Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 33 - Quiz

Gewrichtskogel
Gewrichtskapsel
Gewrichtskom

Slide 34 - Drag question

Gewrichtssmeer
Gewrichtskapsel
Kapselband
Kraakbeenlaagje
Houdt botten bij elkaar
Geeft extra stevigheid aan grote gewrichten
Bescherming van botten tegen slijtage
Soepel bewegen van het gewricht

Slide 35 - Drag question

Hoe noem je 2 tegengesteld werkende spieren?
A
Synergisten
B
Willekeurigw spieren
C
Onwillekeurige spieren
D
Antagonisten

Slide 36 - Quiz

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 37 - Quiz


Nummer 1 = triceps Nummer 2 = biceps?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Antagonisten en agonisten zijn spieren die dezelfde beweging tot gevolg hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Een functie van een pees is aanhechting van een spier aan het bot
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 41 - Quiz


Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 42 - Quiz

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 43 - Quiz


Om de arm te buigen moet je
A
de biceps aanspannen
B
de triceps aanspannen
C
de biceps ontspannen
D
de biceps en de triceps aanspannen

Slide 44 - Quiz


De biceps en de triceps zijn spieren die bij bewegen
A
hetzelfde doen
B
het tegenovergestelde doen
C
nooit samenwerken
D
niets met elkaar te maken hebben

Slide 45 - Quiz

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 46 - Drag question

Sleep de juiste naam naar de juiste plek in het lichaam
Borstspier

Armbuigspier (biceps)

Rugspier
voorste dijbeenspier
Armstrekspier (triceps)

Kuitspier


Buikspier
Achterste dijbeenspier (hamstring)
Scheenbeenspier

Slide 47 - Drag question

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Bundels spiervezels
C
Vlies
D
kleine spiertjes

Slide 48 - Quiz