This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling Hoofdstuk 1
Slide 1 - Slide
In een practicumlokaal moet je veilig werken.
Welke van de onderstaande situaties is het meest gevaarlijk?
A
iemand richt de opening van een reageerbuis op de docent
B
iemand houdt een glazen reageerbuis in een hete vlam
C
iemand werkt zonder veiligheidsbril
D
iemand heeft lange haren niet in een staart
Slide 2 - Quiz
Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder
Slide 3 - Quiz
Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder
Slide 4 - Quiz
Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder
Slide 5 - Quiz
Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gaskraan
B
luchtschijf
C
regelaar
D
afvoer
Slide 6 - Quiz
Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam
C
de gastoevoer
D
de afvoer van koolstofdioxide
Slide 7 - Quiz
Hoe heet de vlam boven nummer 2?
1 2 3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam
(met kern)
D
geen idee
Slide 8 - Quiz
welke vlam gebruik als je even niets hoeft te verhitten?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
geen enkele vlam
Slide 9 - Quiz
welke vlam is het heetst?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
alle vlammen zijn even heet
Slide 10 - Quiz
Als je op de noodstop drukt gaat ook het licht uit in het lokaal.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Als je een gevaarlijke situatie ziet gebeuren aan een machine met een noodstop, wat moet je dan doen?
A
aan de docent vragen of je op de noodstop mag drukken
B
gelijk op de noodstop drukken
C
aan de docent doorgeven dat er een gevaarlijke situatie is
D
niets, gewoon blijven kijken
Slide 12 - Quiz
Vier stofeigenschappen die gebruikt worden om stoffen te herkennen zijn ...
A
Geur, kleur, brandbaarheid en grootte
B
Geur, kleur, smaak en brandbaarheid
C
Kleur, smaak, tast en brandbaarheid
D
Kleur, smaak, zicht en brandbaarheid
Slide 13 - Quiz
VRAAG 10 Pictogrammen zijn plaatjes die:
A
aangeven wat er in een flesje zit.
B
gevaren aangeven van
een stof.
C
aangeven of iets brandbaar is.
D
op tankwagens zitten
Slide 14 - Quiz
Op welke artikelen staan vaak gevaarlijke stoffen pictogrammen?
A
Shampoo
B
Sigaretten pakjes
C
Schoonmaakmiddelen
D
Parfum
Slide 15 - Quiz
Op een fles verfverdunner staat: Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid. Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
D
C
B
A
A
pictogrammen A en B
B
pictogrammen B en C
C
pictogrammen C en D
D
pictogrammen A en D
Slide 16 - Quiz
Op een fles met onkruidbestrijding kan je het volgende pictogram tegenkomen
D
C
B
A
A
pictogram B
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D
Slide 17 - Quiz
Jorike vraagt de verkoper met welk schoonmaakmiddel ze de metalen spoelbak moet schoonmaken. Volgens de verkoper mag het middel niet corrosief zijn.
Welk van de volgende pictogrammen geeft aan dat een stof corrosief is?
A
B
C
D
Slide 18 - Quiz
Welk van de onderstaande pictogrammen zal op een gasfles met butaan staan?
A
pictogram I
B
pictogram II
C
pictogram III
D
pictogram IV
Slide 19 - Quiz
Welk gevarenpictogram is dit?
A
Pas op!
B
Schadelijk
C
Giftig
D
Uitkijken
Slide 20 - Quiz
Welk gevarenpictogram is dit?
A
Gevaarlijk
B
Ontvlambaar
C
Schadelijk
D
Corrosief
Slide 21 - Quiz
Welk van de onderstaande eigenschappen is GEEN stofeigenschap
A
Geur
B
Kleur
C
Massa
D
Dichtheid
Slide 22 - Quiz
Welk van de onderstaande eigenschappen is GEEN stofeigenschap
A
Geur
B
Kleur
C
Massa
D
Dichtheid
Slide 23 - Quiz
Welk van de onderstaande eigenschappen is GEEN stofeigenschap
A
Volume
B
Elektrische geleiding
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt
Slide 24 - Quiz
Dichtheid
m - massa in gram
V = volume in cm3
rho = dichtheid in g/cm3
Zorg ook dat je kunt omrekenen van mL/L naar cm3
ρ=Vm
Slide 25 - Slide
Marleen heeft een metalen blokje met een volume van 21 cm3 en een massa van 53 gram. Wat is de dichtheid? Vergeet niet de eenheid!
Slide 26 - Open question
Berend heeft een blokje aluminium (dichtheid = 2,7 g/cm3) met een volume van 29 mL. Wat is de massa van het blokje? Vergeet niet de eenheid!
Slide 27 - Open question
Vier stofeigenschappen die gebruikt worden om stoffen te herkennen zijn ...
A
Geur, kleur, brandbaarheid en grote
B
Geur, kleur, smaak en brandbaarheid
C
Kleur, smaak, tast en brandbaarheid
Slide 28 - Quiz
Hoe kan je de geur van sommige stoffen herkennen?
A
Ruiken van de damp door te wuiven boven de dop
B
Door je neus in de dop te steken
Slide 29 - Quiz
Welk van de onderstaande eigenschappen is GEEN stofeigenschap
A
Volume
B
Elektrische geleiding
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt
Slide 30 - Quiz
volledige verbranding
onvolledige verbranding
Blauwe vlam van de brander
Gele vlam van de brander
Slide 31 - Drag question
Zuivere stof of mengsel?
Zuivere stof
Mengsel
Slide 32 - Drag question
Is de stof een zuivere stof of een mengsel?
suiker is een
limonade is een
ijzer is een
thee is een
zuivere stof
zuivere stof
zuivere stof
zuivere stof
mengsel
mengsel
mengsel
mengsel
Slide 33 - Drag question
Mengsel
Zuivere stof
Zuivere stof
Mengsel
Slide 34 - Drag question
Mengsel
Zuivere stof
Slide 35 - Drag question
mengsel
zuivere stof
zuivere boslucht
zeewater
gedestilleerd water
coca-cola
zuurstof
kristalsuiker
gemalen koffie
melk
zout
jus d'orange
kooktraject
kookpunt
Slide 36 - Drag question
Op een etiket van een chipszak staat dat er in een zak van 150 g, 2 g zout zit. Bereken het massa% zout!
Slide 37 - Open question
In een mengsel is het massa% zout 60%. Hoeveel zout zit er in een mengsel van 680 g?
Slide 38 - Open question
Jam bestaat uit 35% suiker. Hoeveel suiker zit er in 250 g jam?
A
875 g
B
87,5
C
0,875
D
87,5g
Slide 39 - Quiz
In een biertje zit 5% alcohol. Bereken hoeveel alcohol er zit er in een glas van 33 cl?
Slide 40 - Open question
In een oplossing van water en ranja is 7 % ranja. Hoeveel ranja zit er in een glas van 350 ml?