Grammatik E - Tijdsbepalingen en kloktijden

Tijdsbepalingen en kloktijden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tijdsbepalingen en kloktijden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (= Lernziele)
  • Aan het einde van deze les kan ik tijdsbepalingen met im, am, um, von ... bis aangeven in het Duits.
  • Aan het einde van de les kan ik kloktijden aangeven in het Duits.

Slide 2 - Slide

Begin de les door het leerdoel te introduceren en leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over tijden in het Nederlands?
Geef eens één/meerdere voorbeeld(en).

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn tijdsbepalingen?
Tijdsbepalingen zijn woorden die aangeven wanneer iets gebeurt. 
-> Voorbeeld: im Januar betekent in het Nederlands "in januari".
-> Voorbeeld: am Montag betekent in het Nederlands "op maandag".
-> Voorbeeld: um 3 Uhr betekent in het Nederlands "om 3 uur".
-> Voorbeeld: von Montag bis Freitag betekent in het Nederlands "van maandag tot vrijdag".

Slide 4 - Slide

Leg uit wat tijdsbepalingen zijn en geef voorbeelden in het Nederlands.
In het Duits gebruik je tijdsbepalingen met de voorzetsels :

  1.  im = in   -> bij seizoenen       Im Winter ist es kalt.
  2.  im = in -> maand                    Im Januar habe ich Geburtstag.
  3.  am = op -> dag, data             Am Montag spiele ich Fusball.
  4.  um = om -> kloktijd               Um halb neun fängt die Schule an.
  5.  von ... bis -> tijd                       Die Party dauert von 9 bis 3 Uhr                                                               Die Party dauert von Mo. bis Di.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen in en am?
im wordt gebruikt voor maanden, seizoenen, jaren en lange tijdsperioden. Voor dagen en korte tijdsperioden wordt am gebruikt .

Slide 6 - Slide

Leg het verschil uit tussen in en am en geef voorbeelden van wanneer je welke gebruikt.
Wat is het verschil tussen um en von ... bis?
um geeft een specifiek tijdstip aan. von ... bis geeft een tijdsperiode aan.

Slide 7 - Slide

Leg het verschil uit tussen um en von ... bis en geef voorbeelden van wanneer je welke gebruikt.
Oefening: Vul de juiste tijdsbepaling in

Slide 8 - Slide

Geef een oefening waarin de leerlingen de juiste tijdsbepalingen moeten invullen in zinnen.
Ich gehe _______ Januar in die Schule.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Oefening: Kies de juiste tijdsbepaling

Slide 10 - Slide

Geef een oefening waarin de leerlingen de juiste tijdsbepaling moeten kiezen voor een zin.
Kies de juiste tijdsbepaling voor de zin. Bijvoorbeeld: Ich gehe _______ 3 Uhr in die Schule.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Oefening: Maak zelf zinnen
Maak zelf 1 zin met de tijdsbepaling en bespreek deze met je buurman of buurvrouw.

Slide 12 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om zelf zinnen te maken met tijdsbepalingen en bespreek deze in groepjes.
Schrijf hieronder de zin met een tijdsbepaling.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Kloktijden

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Kloktijden 
Uhr
uur
halb
half
Minuten
minuten
Viertel vor
kwart voor
Viertel nach
kwart over
vor 
voor
nach
over

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hulpwoorden bij de kloktijden: 
Nederlands
Duits
het is 
es ist
om
um
van ... tot ... 
von ... bis.... 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De kloktijden
11:00
12:15
13:30
16:45
03:10
20:20
09:35
Es ist halb zwei
Es ist zehn vor halb neun
Es ist fünf nach halb zehn
Es ist zehn nach drei
Es ist Viertel vor fünf
Es ist Viertel nach zwölf
Es ist elf Uhr

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Ende der Stunde 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions