BE1 3.7 Grammatica zinsdelen - ng deel 1

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 42 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Wat leer je? 
1.  Fictielezen
2. Herhalen grammatica zinsdelen
3. Naamwoordelijk gezegde (ng)




Slide 2 - Slide

Fictielezen

Slide 3 - Slide

                                 Terugblik:


Twee soorten reclame
Lay-out
Terugblik
3.4 Schrijven en formuleren
een verslag schrijven

- feiten
- 5W1H-vragen
- chronologisch
- signaalwoorden
- driedeling: I - K - S
- Inleiding met binnenkomer
- Pakkende titel

Slide 4 - Slide

Een onderzoeksverslag schrijven voor de mentoren
Opdracht bladzijde 165
Beoordelingsformulier bladzijde 166

Slide 5 - Slide





Paragraaf 3.7 
Grammatica zinsdelen

Slide 6 - Slide



Ken je het naamwoordelijk gezegde?
A
Zeker!
B
Daar heb ik wel eens van gehoord.
C
Balen, dat ben ik helemaal vergeten.
D
Wat is dat?

Slide 7 - Quiz

wg
=
iets
doen
ng
=
dat ben je


zijn
worden
blijven
Hij is een piraat.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

papa
praten
pop
huilen
zwemmen
vis
hond
blaffen
koekje
lekker
bord
vies
leuk
film
mama
lief
Pak je schrift en maak zinnen van maximaal twee woorden. 
Elk woord gebruik je maximaal één keer. 

Slide 10 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
papa praten                                                                                  mama lief
pop huilen                                                                                     koekje lekker
vis zwemmen                                                                              bord vies  
hond blaffen                                                                                film leuk

Het kan zijn dat je een andere combinatie gemaakt hebt. 
Dat maakt voor de oefening niet uit.

Slide 11 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
papa (doet) praten                                                      mama (is) lief
pop (doet ) huilen                                                        koekje (is) lekker
vis (doet) zwemmen                                                  bord (is) vies  
hond (doet) blaffen                                                    film (is) leuk

= werkwoordelijk gezegde                    =naamwoordelijk gezegde                            

Slide 12 - Slide

Jasper is moe.
Heeft het belangrijkste werkwoord geen duidelijke betekenis?
Dan is er een aanvulling nodig die iets zegt over het onderwerp.
Dat is meestal een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord.

is moe

Dat heet een naamwoordelijk gezegde (ng). Een koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een naamwoordelijk deel


Slide 13 - Slide

Ik / ben / docent op de Dalton.
               pv = ben
               o   = ik
               ng = ben docent op de Dalton
               naamwoordelijk deel = docent op de Dalton

Slide 14 - Slide

Koppelwerkwoorden (kww)
De belangrijkste koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven

De koppelwerkwoorden in de zin kan je vervangen door een ander koppelwerkwoord? Dat is een ng!

Ik / ben-word-blijf / docent op de Dalton.

Slide 15 - Slide

Dus...
  • Een zin heeft altijd een gezegde: wg óf ng.
  • Het WG 'doet' iemand of iets.
  • Het NG zegt wat iemand of iets  IS, WORDT of BLIJFT.
  • Het NG heeft ALTIJD een KOPPELWERKWOORD: zijn, worden, blijven.
  • Het NG heeft een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk (bn, zn).
  • Let op! In zinnen met een NG zit NOOIT een LIJDEND VOORWERP.

Slide 16 - Slide

Voorbeeldzinnen met koppelwerkwoorden in een naamwoordelijk gezegde 
  1. Zij is voorzitter. (zijn)
  2. Mijn vriend wordt leraar. (worden)
  3. Mijn tante blijft op de hoogte van alle ontwikkelingen. (blijven)
  4. De uitslag bleek al bij iedereen bekend. (blijken)
  5. Het huis leek onbewoond. (lijken)
  6. Zijn broer scheen nogal slim. (schijnen)
  7. Sporten heet gezond, maar ondertussen ... (heten)
  8. Dat dunkt me geloofwaardig. (dunken)
  9. Zij komt me erg gespannen voor. (voorkomen)

Slide 17 - Slide

Wat?
§3.7 Grammatica zinsdelen: 3 t/m 10a
Hoe?
Boek en schrift
alleen stil of samen fluisteren
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
Herhaling zinsdelen (pv, o, wg, lv), naamwoordelijk gezegde (ng) en koppelwerkwoord (kww)
Klaar?
Daltontaak week 4
Lezen

Slide 18 - Slide

Wat weet je nu?

Slide 19 - Slide

Wat weet je nu?
1. Oorlogsgeheimen
2. Woordbetekenissen
3. Herhalen grammatica zinsdelen: pv, wg, o, lv
4. Naamwoordelijk gezegde (ng)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

wg
=
iets
doen
ng
=
zijn
worden
blijven
Hij is een piraat.

Slide 22 - Slide

Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven
Het koppelwerkwoord (kww) verbindt het onderwerp met een bijvoeglijk naamwoord (bn) en/of een zelfstandig naamwoord (zn) = naamwoordelijk deel
Kijk naar het methode- filmpje
in 
Ta!ent!

Slide 23 - Slide

Checklist ng
  • Stel vast of het onderwerp iets DOET of iets IS.
  • Als het onderwerp iets is, stel jezelf de vraag: 
'Wat + PV + O + overige werkwoorden?' 
Het antwoord is het naamwoordelijk deel (bn of zn).
  • Noteer het naamwoordelijk gezegde: 
PV + naamwoordelijk deel + alle overige werkwoorden. 

Slide 24 - Slide

Voorbeeldzin naamwoordelijk gezegde
Voor haar leeftijd blijft Marieke vrij klein. 

1. Stel vast of het onderwerp iets DOET of dat het onderwerp iets IS.  
Het onderwerp is iets. 
2. Stel jezelf de vraag WAT + pv (= blijft) + o ? (= Marieke) 
vrij klein
3. Noteer het naamwoordelijk gezegde.  
blijft vrij klein
blijft = werkwoordelijk deel / vrij klein = naamwoordelijk deel


Slide 25 - Slide

Voorbeeldzin naamwoordelijk gezegde
Tegenwoordig / is / 27 april / de verjaardag van koning Willem Alexander.

pv = is
o = 27 april
ng = is de verjaardag van koning Willem Alexander

Slide 26 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Jasper moest de vaatwasser uitruimen.

Slide 27 - Open question