Extra uitleg grammatica zinsdelen 2

             Welkom
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

             Welkom

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
- Herhaling werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde.
- Oefenen
- Oefenen en
- Oefenen....


Slide 2 - Slide

Wat zijn de eerste drie stappen als je zinnen gaat ontleden?

Slide 3 - Open question

Altijd een vaste volgorde...ALTIJD!
1. Zoek de persoonsvorm (pv) en zoek de overige werkwoorden (gezegde).
2. Verdeel de zin in zinsdelen (verplaatsingsproef).
3. Zoek het onderwerp.
4. Zoek het gezegde en kijk of het een ww gezegde of nw gezegde is.
5. Zoek het lijdend voorwerp (alleen bij een ww. gezegde).
6. Zoek het meewerkend voorwerp.
7. Zoek het voorzetsel voorwerp.
8. Zoek de bijwoordelijke bepalingen.

Slide 4 - Slide

Stap 4. Zoek het gezegde

Slide 5 - Slide

Basisregel gezegde
Gezegde = alle werkwoorden in de zin, dus ook de PV!

Een zin heeft altijd een gezegde!

- een werkwoordelijk gezegde
of
- een naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Het verschil
papa (doet) praten                                                      mama (is) lief
pop (doet ) huilen                                                        koekje (is) lekker
vis (doet) zwemmen                                                  bord (is) vies  
hond (doet) blaffen                                                    film (is) leuk

  • werkwoordelijk gezegde                     naamwoordelijk gezegde                            

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat het onderwerp doet.

Het wg bestaat uit de PV en alle andere werkwoorden.
Let op!
  • onvoltooide deelwoorden horen niet bij het wg (wachtend...)
  • let goed op deelbare werkwoorden (reikt uit - hele ww is uitreiken)
  • De woordjes te of aan voor een werkwoord horen bij het wg
  • Soms is het wg een werkwoordelijke uitdrukking (het hazenpad kiezen)

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is (of wordt of blijft).

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een:
  • Werkwoordelijk deel = alle ww in de zin. Er moet een koppelww bij zijn!
  • Naamwoordelijk deel = bevat een zelfstandig en/of bijvoeglijke naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
  • vb. Na een zware nederlaag kunnen spelers dagenlang teneergeslagen blijven.
  • Wat +PV+OND+overige werkwoorden? Het antw. is het naamwoordelijkdeel

Slide 9 - Slide

Koppelwerkwoorden
Een koppelwerkwoord plakt een eigenschap aan het onderwerp vast!

Welke koppelwerkwoorden zijn er?

  • zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, lijken, dunken, vóórkomen

Slide 10 - Slide

Dus....
  • Een zin heeft ALTIJD een gezegde (een ww. gezegde of een nw. gezegde).
  • Het WW gezegde zegt wat het onderwerp DOET
  • Het NW gezegde zegt wat iemand IS, WORDT of BLIJFT.
  • Het nw gezegde heeft ALTIJD een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel.
  • Let op: In zinnen met een nw gezegde zit NOOIT een lijdend voorwerp.

Slide 11 - Slide

Samen oefenen...
Zoek de PV, verdeel de zin in zinsdelen, zoek het OND, zoek het gezegde (is het een wg of een ng?)

We hebben voor het reisje een jaar gespaard.

Slide 12 - Slide

Samen oefenen...
We |hebben| voor het reisje |een jaar |gespaard|.
  • PV= hebben (verander tijd of aantal of maak een vraagzin) en zoek alle werkwoorden.
  • Verdeel de zin in zinsdelen.
  • OND = We (wie/wat + PV?)
  • WG = Hebben gespaard (Is het OND iets of doet het OND iets? Staat er een koppel werkwoord in de zin?)

Slide 13 - Slide

Samen oefenen...
Zoek de PV, verdeel de zin in zinsdelen, zoek het OND, zoek het gezegde (is het een wg of een ng?)

Hij las het verslag aan het begin van de vergadering voor.

Slide 14 - Slide

Samen oefenen...
Hij |las| het verslag| aan het begin van de vergadering |voor|.
  • PV = las (verander tijd of aantal of maak een vraagzin) en zoek alle werkwoorden. 
  • Verdeel de zin in zinsdelen.
  • OND = We (wie/wat + PV?)
  • WG = las voor (Is het OND iets of doet het OND iets? Staat er een koppel werkwoord in de zin?)

Slide 15 - Slide

Samen oefenen...
Zoek de PV, verdeel de zin in zinsdelen, zoek het OND, zoek het gezegde (is het een wg of een ng?)

Zij is vroeger een uitstekende schaatsster geweest.

Slide 16 - Slide

Samen oefenen...
Zij |is| vroeger |een uitstekende schaatsster |geweest|.
  • PV = is (verander tijd of aantal of maak een vraagzin) en zoek alle werkwoorden. 
  • Verdeel de zin in zinsdelen.
  • OND = Zij (wie/wat + PV?)
  • NG= is een uitstekende schaatster geweest (Is het OND iets of doet het OND iets? Staat er een koppel werkwoord in de zin?) Wat+PV+OND+overige ww?

Slide 17 - Slide