Bespreking H2 opgave 2, 3 en 4 + uitleg enkelvoudige interest

Bedrijfseconomie 4 havo
Financiële Zelfredzaamheid H2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bedrijfseconomie 4 havo
Financiële Zelfredzaamheid H2

Slide 1 - Slide

Opdracht 2.2
  •  Suus betaalt 22 jaar lang, iedere maand, € 103 aan rente en aflossing. Dat is een totaalbedrag van € 27.192  (22 x 12 x 103)
  • Tijdens haar studie leende Suus € 390 per maand, dit deed zij 4 jaar lang. Dat is een lening van € 18.720    (4 x 12 x 390). Dit moet zij aflossen. Het restant is dus rente.
  • Rente -->   € 27.192 - € 18.720 = € 8.472

Slide 2 - Slide

Opdracht 2.3.1
  • In de tekst staat dat de maandtermijn wordt berekend door 4 % van het inkomen BOVEN het minimumloon te nemen. Het inkomen is € 3.300, het minimum is € 1.625.
  • De maandtermijn is dus:
  • 0,04 x (3.300 - 1.625) = € 67

Slide 3 - Slide

Opdracht 2.3.2
  • Ze betaalt iedere maand € 67 aan rente en aflossing (totaal). Over 35 jaar betaalt zij dus:
  • 35 x 12 x 67 = € 28.140
  • In totaal moet zij € 32.098 terugbetalen.
  • Na 35 jaar is er dus een restschuld van € 32.098 - € 28.140 = € 3.958.
  • Dit zal haar worden kwijtgescholden.

Slide 4 - Slide

Opdracht 2.4.1
  • Hij wil niet meer dan € 150 betalen per maand endaarvoor het maximaal mogelijke lenen.
  • Hij zal kiezen voor een lening van € 7.000, met een looptijd van 60 maanden. 

Slide 5 - Slide

Opdracht 2.4.2
  • € 148,82 per maand is het totaal van rente en aflossing (dit heet een annuïteit)
  • In totaal betaalt hij:
  • 60 x 148,82 = € 8.929,20

Slide 6 - Slide

Opdracht 2.4.3
  • De lening bedraagt € 7.000, dit is dus wat Piet moet aflossen.

Slide 7 - Slide

Opdracht 2.4.4 en 2.4.5
  • Hij betaalt in totaal € 8.929,20 (zie vraag 2.4.2)
  • Hij moet aflossen € 7.000
  • Hij betaalt dus € 8.929,20 - € 7.000 = € 1.929,20
  • Uitgedrukt in een percentage van het rentebedrag:
  • € 1.929,20 : € 7.000  x 100% = 27,56%

Slide 8 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Interest (of rente) is een vergoeding voor het (uit)lenen van geld. Het is een bedrag dat je extra moet betalen naast het terugbetalen van de schuld (aflossing), of krijgt omdat je geld uitleent aan een ander.

Slide 9 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Interest (of rente) is een vergoeding voor het (uit)lenen van geld. Het is een bedrag dat je extra moet betalen naast het terugbetalen van de schuld (aflossing), of krijgt omdat je geld uitleent aan een ander.

In hoofdstuk 2 gaat het over enkelvoudige interest (rente). Hierbij wordt de interest (rente) telkens berekend over de oorspronkelijke schuld of het oorspronkelijke bedrag.

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
De formule die we hiervoor gebruiken:

interest = (K * p * t) : (100 * c)

K = kapitaal (het geldbedrag waarover interest moet worden berekend)
p = interestpercentage (rentepercentage) per periode
t = aantal perioden (jaren, maanden, weken)
c = constante, afhankelijk van t (als t in jaren, dan c = 1 | als t in weken, dan c = 52  etc) 

Slide 11 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Voorbeeld:
Jort de Klein heeft op 1 januari 2012 een bedrag van € 1.000 op een spaarrekening gezet tegen 2% enkelvoudige interest per jaar

Bereken de interest over de eerste 3 jaar. 


Slide 12 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Voorbeeld:
Jort de Klein heeft op 1 januari 2012 een bedrag van € 1.000 op een spaarrekening gezet tegen 2% enkelvoudige interest per jaar.

Bereken de interest over de eerste 3 jaar. 

interest = (K * p * t) : (100 * c)
interest = (1.000 * 2 * 3) : (100 * 1)
interest = € 60


Slide 13 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Voorbeeld:
Jort de Klein heeft op 1 januari 2012 een bedrag van € 1.000 op een spaarrekening gezet tegen 2% enkelvoudige interest per jaar

Bereken de interest over de eerste 40 weken.


Slide 14 - Slide

Enkelvoudige interest (enkelvoudige rente)
Voorbeeld:
Jort de Klein heeft op 1 januari 2012 een bedrag van € 1.000 op een spaarrekening gezet tegen 2% enkelvoudige interest per jaar.

Bereken de interest over de eerste 40 weken. 

interest = (K * p * t) : (100 * c)
interest = (1.000 * 2 * 40) : (100 * 52)
interest = € 15,38


Slide 15 - Slide

Huiswerk
Bestuderen H2, paragraaf 2
Maken opgave 5 t/m 9


Slide 16 - Slide