This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
9.3
Allel
Homozygoot - Heterozygoot
Dominant - Recessief
Gameten
X-chromosomaal - Autosomaal
Kans - Inteelt - Stamboom
Kruisingsschema
Drager
Diploïde - Haploïde
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Deze ziekte is dominant, en wordt aangeduid met 'A'. Wat is het genotype van de gezonde personen in de stamboom hiernaast?
A
AA
B
Aa
C
AA of Aa
D
aa
Slide 9 - Quiz
Deze ziekte is dominant, en wordt aangeduid met 'A'. Wat is het genotype van de door de ziekte aangedane personen in de stamboom hiernaast?
A
AA
B
Aa
C
AA of Aa
D
aa
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Van wie krijgt een jongen zijn X-chromosoom?
A
Alleen van moeder
B
Alleen van vader
C
Kan van vader of moeder zijn
D
Strikvraag: jongens hebben geen X maar Y
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Stel zwart is dominant. Kan hier dan sprake zijn van een X-chromosomaal overervende eigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Te weinig informatie
Slide 17 - Quiz
Kan de eigenschap (zwart) X-chromosomaal zijn of niet?
A
Ja, dat zou kunnen
B
Nee, dat kan niet
C
Te weinig informatie
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Mensen die de erfelijk bepaalde afwijking 'korte vingers' hebben, missen een kootje in één of meer vingers. De eigenschap is autosomaal. Margriet en Kees verwachten hun derde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind normale vingers heeft?