Les V4 12'1'20

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Bonjour tout le monde!

Stof kennistoets 19/1/21

Grammatica Référence boek : 

p.37  De trappen van vergelijking 

p.4  werkwoorden voir, croire, dire, savoir in 5 tijden: présent, passé composé, imparfait, futur (simple) en futur du passé/ conditionnel 

 

Vocabulairelijst: op SPELO leer zoals staat aangegeven 

Examenwoordenlijst: SPELO F-N 

 

Stof kennistoets 19/1/21

p. 33 Aanwijzend voornaamwoord 

Phrases clés Référence boek (F-N/N-F )  

p.93 Phrases clés en thematische woordenschat: 

3 Je huis en je buurt 

p.95, 96 Phrases clés en thematische woordenschat: 

Vocabulaire lijst: op SPELO leer zoals staat aangegeven 

Examenwoordenlijst: SPELO F-N  

On commence

Eerst nogmaals de uitleg van het aanwijzend voornaamwoord.

Quiz vragen over aanwijzend voornaamwoord

_____ livre [mannelijk]
dat/dit boek

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

______agenda [mannelijk]
die/deze agenda

1. cette
2. ces
3. ce
4. cet

________ filles [vrouwelijk]
deze/die meisjes

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

__________ garçons
die/deze jongens

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

_____ acteur [mannelijk]
deze/die acteur

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

_______ émission (v)
deze/die uitzending (op tv)

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

______ salade (v)
deze/die salade

1. cet
2. ce
3. ces
4. cette

... frites sont froids!
Deze/die frietjes zijn koud!

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Tu peux bouillir ... oeuf?
Kun jij dit/dat ei koken?
(ei=mannelijk)

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

de trappen van vergelijking

om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 

gebruik je de trappen van vergelijking

Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst

Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld

Hoe doe je dat in het Frans?

dat zie je in de volgende dia's....

Quiz vragen 

Jean est né en 2005. Paul est né en 2006. Paul est donc....

1. plus âgé
2. moins âgé
3. aussi âgé

Marianne mesure 1m67. Monique mesure 1m80. Monique est donc......

Astérix est ................... qu'Obélix

1. plus grand
2. plus petit
3. aussi grand

Le Parc Astérix est (mooier dan) la Foire du Trône.

1. beau que
2. plus beau que
3. plus belle que
4. plus belle qu'

Elle est (de oudste)

Mon copain est (even sportif als) Jean.

1. aussi sportive qu'
2. aussi sportif que
3. le plus sportif
4. le plus sportif que

Tu veux ce cahier-ci ou ce cahier-daar?

Paul est (aardiger dan) Elisa

1. plus gentil que
2. plus gentille qu'
3. plus gentille que
4. plus gentil qu'

Elle est (minder serieus dan) lui.

1. moins sérieuse que
2. le moins sérieuse que
3. moins sérieux que
4. moins sérieuse qu'

Les filles sont (intelligenter dan) les garçons.

Vervoeg je dis in de imparfait

Vervoeg nous voyons in de conditionnel

Vervoeg tu crois in de conditionnel

Vervoeg vous savez in de passé composé

Vertaal: ik hou van boodschappen doen

Vervoeg tu crois in de passé composé

Vertaal: het dagelijks leven

Vertaal: bref

Vertaal: goedkoop

Vertaal: de vervuiling

Vertaal de hoofdstad

Wat hebben we nu geleerd?

Vragen?