dinsdag 26 mei

Doel online les
- je weet wat je deze week moet doen
- je weet hoe je de vlog moet inleveren
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel online les
- je weet wat je deze week moet doen
- je weet hoe je de vlog moet inleveren

Slide 1 - Slide

Planning deze week
- Dinsdag 26 mei: Opdrachten de Brug: Spelling (hoofdletters en leestekens, verkleinwoorden, meervoud en bijvoeglijk naamwoord). Quiz
- Donderdag 28 mei: Opdrachten de Brug: Werkwoordspelling (online les: opfrissen werkwoordspelling en planning volgende week bespreken)
Vrijdag 29 mei: inleveren vlog

Slide 2 - Slide

Dinsdag
Opdrachten de Brug: Spelling
Bij het huiswerk van dinsdag staan de opdrachten die je moet maken uit de Brug (achterin boek Nieuw Nederlands)
Daarna kijk jezelf de opdrachten na (antwoorden staan in de map Materiaal Nederlands tijdens Corona). Heb je na het nakijken vragen, mail deze dan!!!

Slide 3 - Slide

Donderdag online les
werkwoordspelling en planning komende weken

Bij het huiswerk staan de opdrachten die je moet maken uit de Brug

Slide 4 - Slide

Vrijdag 29 mei
Vlog over het boek 'De dief met duizend gezichten' afmaken en inleveren. 
Hoe?:  2 manieren:
1. Plaats het filmpje op jouw YouTube-kanaal, zet het filmpje op privé en deel de link met mij
2. Via WeTransfer (L.de.wit@cals.nl)

Slide 5 - Slide

Quiz Spelling

Slide 6 - Slide

“Hebt u een klantenkaart?” Vroeg de cassière.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 7 - Quiz

"Wij blijven in bed," zei HV1N, "want wij hebben te veel huiswerk."
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 8 - Quiz

"Als je thuiskomt," zei mama, "Moet je eerst je handen wassen."
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 9 - Quiz

"Mevrouw De Speld," zei de tandarts, "u mag binnenkomen."

A
De leestekens en de hoofdletters kloppen.
B
De leestekens en de hoofdletters kloppen niet.

Slide 10 - Quiz

Meervoud van dominee is?
A
dominees
B
dominee's

Slide 11 - Quiz

Meervoud van foto is?
A
fotos
B
foto's

Slide 12 - Quiz

meervoud:
bedrijf
A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen
D
bedrijfs

Slide 13 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 14 - Quiz

13. Meervoud van bacterie.
A
Bacteriën
B
Bacterieën

Slide 15 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 16 - Quiz

Meervoud van: knie
A
Knieën
B
Kniën

Slide 17 - Quiz

Verkleinwoorden: goed of fout?
kindermenuutje
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Verkleinwoorden:

welk woord is fout?
A
campinkje
B
pc'tje
C
chocolaatje
D
logétje

Slide 19 - Quiz

Verkleinwoorden: goed of fout?
briletje
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

Bij verkleinwoorden is het lidwoord altijd:
A
de
B
een
C
het
D
dit

Slide 21 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële

Slide 22 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
zilvere
B
zilveren

Slide 23 - Quiz