Klas 3 Architectuur wat is het?

ARCHITECTUUR
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

ARCHITECTUUR

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is Architectuur?
Architectuur is de kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving. Dit kunnen gebouwen zijn, maar ook interieurs, landschappen, meubels en steden. 
Belangrijk om te onthouden is dat architectuur een toegepaste kunstvorm is: het heeft niet alleen een esthetische waarde maar ook een functionele. Architectuur moet dus niet alleen mooi zijn, maar ook bruikbaar en stevig.





Slide 3 - Slide

6 Kenmerken:

  • functie
  • vorm
  • omgeving
  • materiaal
  • constructie 
  • visie

Slide 4 - Slide

Functie

Slide 5 - Slide

Functie
Al sinds de eerste vormen van architectuur kon je aan de vorm van een gebouw meteen de functie herkennen. Een kerk had een klokkentoren en een gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen. Tegenwoordig ontwerpen nog maar weinig architecten traditionele, herkenbare gebouwen. Je kunt niet meer zo makkelijk aan de buitenkant zien of een gebouw bedoeld is om in te wonen of te werken. Toch hebben gebouwen vaak een bepaalde uitstraling die past bij hun functie. 





Slide 6 - Slide

Vorm

Slide 7 - Slide

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen.
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 
Organische vormen zijn niet geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi. Nieuwe technologie maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen. 





Slide 8 - Slide

Omgeving

Slide 9 - Slide

Omgeving
Soms sluit nieuwe architectuur aan op de bestaande omgeving. Een nieuw gebouw gaat dan als het ware op in het ritme van de omringende gebouwen. Bijvoorbeeld doordat de hoogte, vorm, materialen en kleuren hetzelfde zijn. Maar een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt. Zoals.. het Forum?








Slide 10 - Slide

Materiaal

Slide 11 - Slide

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. Voor bankgebouwen worden luxe materialen gebruikt, zoals marmer. Metselwerk met bakstenen is typisch Hollands en geeft de gebouwen een vertrouwd uiterlijk. In de negentiende eeuw geven gewapend beton, staal en glas architecten ongekende nieuwe mogelijkheden. Hierdoor kunnen grotere en lichtere constructies worden ontworpen. 





Slide 12 - Slide

Constructie

Slide 13 - Slide

Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen. In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan. De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht. In moderne architectuur is meestal sprake van skeletbouw. Een skelet van stalen of betonnen kolommen draagt het gewicht en houdt het gebouw overeind. Een architect kan ervoor kiezen om het skelet ‘eerlijk’ zichtbaar te maken of te verbergen, bijvoorbeeld achter plaatwerk. 

Slide 14 - Slide

Visie

Slide 15 - Slide

Visie
Architecten bouwen vanuit een visie. Zij hebben ideeën over hoe gebouwen eruit moeten zien en moeten functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. De visies van architecten hebben dus grote invloed op ons dagelijks leven. Zo was ‘Less is more’, de slogan van de beroemde modernistische architect Mies van der Rohe. Zijn uitgangspunt was: geen decoratie, de functie bepaalt hoe een gebouw eruitziet. De postmodernistische architect Robert Venturi vond dat maar saai en zei: ‘Less is a bore’. Bij postmodernistische architectuur is er dan ook meer ruimte voor niet-functionele zaken, zoals ornamenten, uitbundige kleuren en een mix van verschillende bouwstijlen. 

Slide 16 - Slide

opdracht
vul nu zelf het werkblad
'Ken je klassiekers' in (zie de andere kant van het blad)

Hoeveel gebouwen herken je
en ben je ook in het echt bij eentje geweest?

Slide 17 - Slide