havo 2 - P4 - Grammatik

Voorzetels met de 4e naamval
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorzetels met de 4e naamval

Slide 1 - Slide

Voorzetsels met de 4e naamval
door
voor
tegen
zonder
om
Duitse vertaling
durch
für 
gegen
ohne
um

Slide 2 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Voorzetsels met de 4e naamval
  • Mogelijk ezelsbruggetje: goudfijn (gegen - ohne - um - durch - für) 
  • Een voorzetsel staat voor een lidwoord (der, die, das, ein), zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord (mich, dich, ihn, sie)
  • Deze 5 voorzetsels krijgen daarna automatisch de 4e naamval. 
  • Peter joggt eine Runde um den Park.
  • Ich spiele heute gegen meinen Bruder.
  • Für die Schule brauchst du einen Rucksack. 
  • Ohne mein Handy kann ich nicht leben!
  • Um das Spiel zu gewinnen, müssen wir als Team zusammenarbeiten.
  • De dikgedrukte stukjes staan allemaal in de 4e naamval.




Slide 3 - Slide

Tijdsbepalingen

Slide 4 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > wederkerend vnw
  • zich wassen, zich douchen = sich waschen, sich duschen
  • net iets anders als bij het persoonlijk voornaamwoord, dus goed leren!



4e naamval (lv)
ich wasche mich
du wäschst dich
er / sie / es wäscht sich
wir waschen uns
ihr wascht euch
sie / Sie waschen sich

3e naamval (mwv)
ich wasche mir die Hände 
du wäschst dir die Hände
er / sie / es wäscht sich die Hände
wir waschen uns die Hände
ihr wascht euch die Hände
sie / Sie waschen sich die Hände

Slide 5 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > tijdsbepalingen
Vertaal: 
In de zomer/winter/herfst/lente ben ik jarig.
Ik ben op (dag/maand) jarig.
Om half 9 start de les.
Van kwart over 8 tot 5 over 9 hebben wij Duits.


Slide 6 - Slide

Herzlich willkommen!
Grammatik A - tijdsbepalingen
im: seizoen en maanden
am: dagen, dagdelen, datum
um: tijdstip
von...bis: tijdsduur

vor = voor
nach = na
halb = half
Viertel = kwart
Uhr = uur

der Frühling = de lente
der Sommer = de zomer
der Herbst = de herfst
der Winter = de winter

Slide 7 - Slide

Herzlich willkommen!
Lektion 3.1 - tijdsbepalingen

Slide 8 - Slide

Herzlich willkommen!
Lektion 3.1 - tijdsbepalingen
Wie spät ist es? - Hoe laat is het?
Es ist zwölf Uhr. - Het is twaalf uur.
Es ist halb zwei. - Het is half twee.
Es ist Viertel nach eins. - Het is kwart over één. 

Slide 9 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > wederkerend vnw
  • zich wassen, zich douchen = sich waschen, sich duschen
  • net iets anders als bij het persoonlijk voornaamwoord, dus goed leren!



1e
ich
du
er
wir
ihr
s(S)ie
3e
mir
dir
sich
uns
euch
sich
4e
mich
dich
sich
uns
euch
sich

Slide 10 - Slide

Lernziele
Am Ende der Stunde ...
... könnt ihr wederkerende werkwoorden + voornaamwoorden richtig verwenden in einem Satz. 
... habt ihr mit neuen Wörtern der Lektion geübt. 








Slide 11 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > wederkerend vnw
  1. Benoem drie bekende wederkerende werkwoorden.
  2. Leg uit wat het verschil is tussen de volgende twee zinnen:
  3. - Ich wasche mich.
  4. - Ich wasche mir das Gesicht. 
  5. Welke stappen onderneem je om het wederkerend voornaamwoord in te vullen? 



Slide 12 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 

Slide 13 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B/C > der- & ein-Gruppe
Ihr bekommt ein Erklärungsblatt. 




Slide 14 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > sterke werkwoorden
  • sterke werkwoorden met een a in de stam 
  • > de klinker in de stam verandert in de tegenwoordige tijd.
  • Bekijk de volgende dia en beantwoord de volgende vragen:
  • Bij welke personen verandert de klinker? 
  • Hoe wordt de rest van het werkwoord vervoegd?


laufen
schlafen

Slide 15 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > sterke werkwoorden
  • Bekijk de volgende dia en beantwoord de volgende vragen:
  • Bij welke personen verandert de klinker? 
  • Hoe wordt de rest van het werkwoord vervoegd?


Slide 16 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > sterke werkwoorden
  • sterke werkwoorden met een e in de stam 
  • > de klinker in de stam verandert in de tegenwoordige tijd.
  • Bekijk de volgende dia en beantwoord de volgende vragen:
  • Bij welke personen verandert de klinker? 
  • Hoe wordt de rest van het werkwoord vervoegd?


lesen
sehen
essen

Slide 17 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > sterke werkwoorden

Slide 18 - Slide