D5 Les 1



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 5
1 / 50
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 5 Omgaan met kwantitatieve informatie
Examentraining


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
   Toets 4
 Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Terugblikken
Nabespreken Oefenexamen I
Kennis toetsen
Start en uitleg online examentraining
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen
Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P4.1 + 4.2
P4.3 + 4.4
P4.5 + GO
OEFEN-
EXAMEN I
EXAMEN
TRAINING
EXAMEN
TRAINING
EXAMEN
TRAINING
EXAMEN
TRAINING
OEFEN-
EXAMEN II
 EXAMEN

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

                                                          Welkom!


Oefenexamen I
 mbo niveau 4

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Voorbereiden op het examen
Dit oefenexamen is de eerste voorbereiding op je deelname aan het instellingsexamen rekenen. Het examen heeft in totaal 26 opdrachten. Dat zijn vooral open opdrachten. Je hebt 120 minuten de tijd om die te maken. Dat is ongeveer 5 minuten per opdracht. Bij het maken van de opdrachten schrijf je je rekenstappen op een rekenblad. Daarbij gebruik je een online rekenmachine en een rekenkaart.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Inhoud oefenexamen
Dit oefenexamen bevat opdrachten bij de lesstof van de volgende domeinen:

1. Grootheden en eenheden
2. Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
3. Verhoudingen herkennen en gebruiken
4. Procenten gebruiken
Basisvaardigheden


Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Opdracht 1
Mevrouw Da Costa maakt iedere dag een wandeling.
Ze zet daarbij in totaal 10000 stappen. Een stap is
ongeveer 75 centimeter.

Bereken hoeveel kilometer mevrouw Da Costa
volgens haar stappenteller heeft gelopen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions




Bereken hoeveel kilometer mevrouw Da Costa volgens haar
stappenteller heeft gelopen. Rond je antwoord af op een heel getal.


Rekenkaart
https://view.publitas.com/bureau-ice/toa-rekenkaart/page/1

Slide 8 - Open question

Bereken het totaal aantal centimeters
9345 x 75 = 700875 cm [1p]

Bereken het totaal aantal kilometers 
700875 : 100000 = 7,00875 km [1p]

Rond antwoord af op een heel getal
7,00875 = 7 kilometer [1p]
 

Opdracht 2
Hoeveel procent van haar dagelijkse wandeling moet
mevrouw Da Costa vandaag nog lopen?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions





Hoeveel procent van haar dagelijkse wandeling moet mevrouw Da Costa
vandaag nog lopen?
Rekenkaart
https://view.publitas.com/bureau-ice/toa-rekenkaart/page/1
A
ongeveer 5%
B
ongeveer 7%
C
ongeveer 9%
D
ongeveer 11%

Slide 10 - Quiz

B [1p]

Bereken het restant aan stappen
10 000 - 9435 = 655 stappen

Bereken 1% van het aantal stappen
10 000 : 100 = 100

Bereken hoeveel % 655 stappen is
655 : 100 = 6,55 stappen

Maak je keuze
6,55 = 7%

timer
5:00
Pauze

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Opdracht 5
Dana gaat met de bus naar de huisarts.
Ze stapt uit bij de rode stip. 

Beschrijf de route naar de praktijk. Maak
daarbij gebruik van de juiste richting-
aanduidingen, windrichtingen en
herkenningspunten.  

Slide 12 - Slide

This item has no instructions



Beschrijf de route naar de praktijk. Maak daarbij
gebruik van de juiste richtingaanduiding,
windrichting en herkenningspunten.



Slide 13 - Open question

Begin altijd bij het begin!
  • Bij de rode stip gaat ze naar links.
  • Ze loopt in oostelijke richting.
  • Ze steekt twee keer over.
  • Aan het eind van de Loosdorpstraat gaat ze naar rechts
  • Ze loopt in zuidelijke richting.
  • De praktijk bevindt zich rechts
Per goede stap een halve punt.


Opdracht 6
De Millingenstraat is opgebroken.

Hoe komt Dana toch bij de praktijk?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions






De Millingenstraat is opgebroken. Hoe komt Dana toch bij de praktijk?
A
Ze gaat twee keer naar links en daarna twee keer naar rechts.
B
Ze gaat een keer naar links en daarna drie keer naar rechts.
C
Ze gaat twee keer naar rechts en daarna twee keer naar links.
D
Ze gaat een keer naar rechts en daarna drie keer naar links.

Slide 15 - Quiz

D [1p]

Opdracht 7
Nada heeft een tuin met een terras met een afmeting
van 2.17 bij 2.40 meter. Ze wil aan de twee korte 
kanten van het terras plantenbakken plaatsen.

Bereken hoeveel plantenbakken Nada in totaal
kwijt kan als ze die in de lengte plaatst.
 


Slide 16 - Slide

This item has no instructions





Bereken hoeveel plantenbakken Nada in totaal kwijt kan als ze die in de lengte plaatst.
A
2 bakken
B
3 bakken
C
4 bakken
D
6 bakken

Slide 17 - Quiz

D [1p]

Deel terrasbreedte door baklengte
217 cm : 59 cm = 3,6... = 3 bakken

Vermenigvuldig met 2
3 x 2 = 6 bakken

Vind je dit lastig? Maak een tekening!

Opdracht 8
In het tuincentrum zijn nog twee plantenbakken te
koop: bak B heeft een lengte van 69 cm en bak C
heeft een lengte van 79 cm. Nada wil de beide
zijden en de volle breedte van haar terras
benutten.

Hoeveel bakken van welke afmeting moet Nada
kopen als ze die in de lengte plaatst? 
 





Slide 18 - Slide

This item has no instructions




Hoeveel bakken van welke afmeting moet Nada kopen als ze die in de
lengte plaatst?
Rekenkaart
https://view.publitas.com/bureau-ice/toa-rekenkaart/page/1

Slide 19 - Open question

Bereken aantal bakken voor 1 kant
2 x 69 + 1 x 79 = 217 cm [1p]

Bereken aantal bakken voor 2 kanten
4 x 69 + 2 x 79 = 434 cm [1p]

Vind je dit lastig? Maak een tekening!

timer
5:00
Pauze

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Opdracht 9
Maria nodigt 12 vrienden uit voor een feestje. Ze
maakt viskoekjes naar het recept van haar moeder.
Gemiddeld eet één persoon 180 gram viskoekjes.

Wat moet Maria afrekenen bij de viswinkel? 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions






Wat moet Maria afrekenen bij de viswinkel?
A
€ 20,52
B
€ 21,60
C
€ 22,52
D
€ 22,60

Slide 22 - Quiz

A [1p]

Bereken de hoeveelheid vis in gram
12 x 180 = 2160 gram

Bereken de hoeveelheid vis in kilo   
2160 : 1000 = 2,16 kilo

Bereken de prijs 
€ 9,50 x 2,16 = € 20,52 

Opdracht 10
Maria kan de koekjes ook maken in een vegetarische
variant. Ze heeft daarvoor per persoon 200 gram tofu
nodig. Die kost per blok van 400 gram € 1,80.  

Bereken hoeveel Maria goedkoper uit is als ze de
vegetarische koekjes maakt. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions





Bereken hoeveel Maria goedkoper uit is als ze de vegetarische koekjes maakt.

Slide 24 - Open question

Bereken de totale hoeveelheid tofu
12 x 200 gram = 2400 gram [1p]

Bereken wat 1 gram tofu kost
€ 1,80 : 400 = € 0,0045 [1p]

Bereken wat 2400 gram tofu kost
2400 x € 0,0045 = € 10,80 [1p]

Bereken het verschil
€ 20,52 - € 10,80 = € 9,72 [1p]
timer
5:00
Pauze

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Opdracht 11
Dilan koopt een spijkerbroek van haar favoriete
merk. De spijkerbroek kost € 119,00.

Bereken hoeveel euro van de verkoopprijs wordt
besteed aan productie en afwerking.  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions




Bereken hoeveel euro van de verkoopprijs wordt besteed aan productie en afwerking.

Slide 27 - Open question

Bereken het totale percentage
5 + 7 = 12% [1p]

Bereken 1% van € 119,00
119 : 100 = € 1,19 [1p]

Bereken 12% van € 119,00
1,19 x 12 = € 14,28 [1p]

Opdracht 12
Als er € 35,00 winst wordt gemaakt op een
spijkerbroek, hoeveel kost die spijkerbroek
dan in de winkel?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions





Als er € 35,00 winst wordt gemaakt op een spijkerbroek, hoeveel kost
die spijkerbroek dan in de winkel?

A
€ 54,74
B
€ 67,97
C
€ 89,74
D
€ 111,43

Slide 29 - Quiz

C [1p]

De waarde van de spijkerbroek is 100%. Je weet niet wat dat bedrag in euro's is. 

Je weet wél dat 39% van dat bedrag 
€ 35,00 is.

Bereken 1% van € 35,00
35 : 39 = € 0,8974...

Vermenigvuldig de uitkomst met 100 
0,8974... x 100 =  € 89,74

Heb je nog vragen of opmerkingen?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 5.1

Leerdoelen


  • Je kan informatie uit een tabel aflezen.
  • Je kan regelmaat herkennen in een tabel.
  • Je kan het gemiddelde van getallen berekenen.



Slide 31 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00
Pauze

Slide 32 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 5.1

Leerdoelen


  • Je kan informatie uit een tabel aflezen.
  • Je kan regelmaat herkennen in een tabel.
  • Je kan het gemiddelde van getallen berekenen.



Slide 33 - Slide

This item has no instructions


Opdracht
Dana doet een onderzoek naar de zorguitgaven 
van ouderen per leeftijdsgroep.


Bereken de gemiddelde zorguitgaven van een 
oudere van 75-85 jaar. Rond je antwoord af
op een heel getal.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions



Wat zijn de gemiddelde zorguitgaven van een
oudere van 75-85 jaar? Rond je antwoord af
op een heel getal.

Slide 35 - Open question

Bereken het aantal 75-85-jarigen
3 100 000 : 100 x 58 = 1 798 000 [1p]

Bereken de kosten per 75-85-jarige
10 000 000 000 : 1798000 = € 5.561,73... [1p]

Rond af op een heel getal
€ 5.561,73... = € 5.562,00 [1p]

Opdracht
Er zijn ongeveer 8 miljard ouderen in de leeftijd
van 85 jaar en ouder.

Nordin concludeert op basis van de diagrammen
dat de zorgkosten van de gemiddelde 85+´er
lager zijn dan die van de jongere ouderen.

Is die conclusie een juiste? Licht je antwoord toe. 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions






Is die conclusie een juiste? Licht je antwoord toe.

A
De conclusie is juist, want de uitgaven voor de 85+´ers zijn lager dan die van de jongere ouderen.
B
De conclusie is onjuist, want de uitgaven voor de 85+´ers zijn hoger dan die van de jongere ouderen.
C
De conclusie is onjuist, want je moet de uitgaven delen door het aantal 85+´ers.
D
De conclusie is onjuist, want je moet het aantal 85+´ers delen door de uitgaven.

Slide 37 - Quiz

C [1p]

Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 5.1 

  • Je kan informatie uit een tabel aflezen.
  • Je kan regelmaat herkennen in een tabel.
  • Je kan het gemiddelde van getallen berekenen.








Volgende week

Slide 38 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 5.1 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions


Examenopdrachten
timer
6:00
a. Farah is 27 jaar als ze begint met hardlopen. Een jaar later is ze een getrainde loper. Bereken het verschil in hartslag tussen Farah als beginnend en als getrainde hardloper. Maak daarbij gebruik van de vuistregel en
de formule.

b. Ramon is een beginnend hardloper. Zijn maximale hartslag van 173 slagen per minuut komt overeen met
de vuistregel. Bereken de leeftijd van Ramon.
 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken de hartslag van Farah als beginnend hardloper. 
225 - 27 = 198

Bereken de hartslag van Farah als getrainde hardloper.
206 - 0,88 x 28 = 181,36

Bereken het verschil in hartslag
198 - 181,36 = 16,64


Wat weet je al?
Je weet de vuistregel van een beginnende hardloper.
Die is voor vrouwen is 225 - leeftijd.

Je weet de formule van een getrainde hardloper.
Die is voor vrouwen is 206 - 0,88 x leeftijd.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Bereken het verschil tussen 220 en 173 
220 - 173 = 47 jaar


Wat weet je al?
Je weet de vuistregel van een beginnende hardloper.
Die is voor mannen 220 - leeftijd = hartslag

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar?
Een volwassen kat van 3,8 kilo heeft minimaal 25 gram voer per dag nodig.

Slide 43 - Slide

De stelling is waar.

Katten die tussen de 2-4 kilo wegen, hebben tussen de 25-45 gram voer nodig.
Waar of niet waar?
Een kitten van 10 weken heeft minimaal 1 kilo voer per dag nodig.

Slide 44 - Slide

De stelling is niet waar.

Een kitten van 10 weken heeft tussen de 40-50 gram voer per dag nodig.


Waar of niet waar?
Een kitten van 10 weken weegt 1 kilo.

Slide 45 - Slide

De stelling is waar.

Houd er wel rekening mee dat dit gewicht een gemiddelde is; sommige kittens van 10 weken wegen 1 kilo, andere iets meer of iets minder.

Paragraaf 5.2

Leerdoelen


  • Je kan informatie uit lijngrafieken aflezen.
  • Je kan een lijngrafiek tekenen bij een tabel.



Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar?
Het aantal aanmeldingen was in 2016 hoger dan in 2014.

Slide 47 - Slide

De stelling is waar

In 2016 was het aantal aanmeldingen 140 en in 2014 was dat 120.
Waar of niet waar?
Alleen in 2019 was het aantal aanmeldingen lager dan het streefaantal.

Slide 48 - Slide

De stelling is niet waar

Dat was ook het geval in 2017. 
Waar of niet waar?
In 2020 heeft het aantal aanmeldingen zich verdubbeld ten opzichte van 2014. 

Slide 49 - Slide

De stelling is niet waar

Het aantal aanmeldingen lag in 2014 net boven de 120. In 2020 lag dat aantal rond de 190. Voor een verdubbeling had dat aantal rond de 240 moeten liggen. 

Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 5.1 en 5.2
 

timer
20:00

Slide 50 - Slide

This item has no instructions