4.5 - Reactievergelijkingen (deel 2)

4.4 - Reacties (deel 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.4 - Reacties (deel 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?
Schrijf in een paar zinnen op waar je mee bezig bent geweest.

Slide 2 - Open question

  • Ik kan van een reactieschema een reactievergelijking maken.
  • Ik kan een reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen.
Leerdoelen
Vooral met de tweede ben je bezig geweest, deze les staat de eerste meer centraal

Slide 3 - Slide

Deze les:
Terugblik vorige les
- nakijken reactievergelijkingen
- enkele checkvragen
Uitleg en oefening leerdoelen
- enkele checkvragen
Huiswerk

Slide 4 - Slide

Binnengekomen vragen (deel 1)

           SO2 (g) +          O2 (g) ->             SO3 (g)

Slide 5 - Slide

Binnengekomen vragen (deel 2)


      C3H8 (g) +          O2 (g) ->        CO2 (g) +      H2O (g)

Slide 6 - Slide

Weet je nog? Atoombalans
  • Aantal en soort atomen voor en na de reactie zijn gelijk.
  • 'Kloppend maken' betekent de atoombalans kloppend maken.
  • Coëfficiënten in reactievergelijking veranderen, nooit de index! 
Uitleg van deze slide

Slide 7 - Slide


Maak de volgende vergelijking kloppend:
.....Fe (s) + ......O2 (g)                .........  Fe2O3 (s)
timer
3:00
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz


Leg uit waarom de reactievergelijking in de afbeelding hiernaast fout is.

Slide 9 - Open question


Leg uit waarom de reactievergelijking in de afbeelding hiernaast fout is.

Slide 10 - Open question

1. Vorige les heb je deze reactievergelijkingen gemaakt. Pak je blaadje met je uitwerkingen erbij.
2. Kijk de reactievergelijkingen na. Bekijk de uitleg filmpjes nog een keer als je fouten hebt gemaakt.
3. Maak een foto van je nagekeken werk en plaats deze op de volgende slide.
Klik op de hotspot om de antwoorden te zien.
Antwoorden

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Zie ook planner in de studiewijzer op Magister.
  • Nakijken 10 reactievergelijkingen en foto inleveren. 
  • Maken foto opdracht van slide 20.
  • Maken §4.5 opdracht 1 t/m 12
  • Nakijken §4.5 opdracht 1 t/m 12
  • Inleveren foto's van blz. 29, 30 en 31

Slide 12 - Slide

Plaats hier een foto van je nagekeken reactievergelijkingen.

Slide 13 - Open question

Weet je nog? Sleep de stappen in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Schrijf het reactieschema op.
Schrijf de formules eronder.
Maak de reactievergelijking kloppend
Controleer of je het goed doet en schrijf fase van de stoffen op.
Tel de hoeveelheid atomen links en rechts.

Slide 14 - Drag question

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking
Stap 1: schrijf het reactieschema (in woorden) op: 
Oefening: Schrijf deze reactievergelijking stap voor stap mee.
Tip:
Let op de fases, deze staan in de tekst erbij. Kaliumchloride is een zout. Wat heb je in 3.2 geleerd over een zout?
- een zout is altijd vast bij kamertemeratuur.

Slide 15 - Slide

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
Oefening: Schrijf stap voor stap mee
Tip:
Let goed op dat je niet de symbolen van de elementen opschrijft maar van de moleculen.
- Kalium is een metaal dus is hetzelfde als een element.
- chloor is een niet-metaal, deze moet je kennen (tabel 3.2 §3.1)
- kaliumchloride is een zout, er staan geen griekse telwoorden in. Schrijf de formule als KCl (als dit in een toets anders is krijg je de formule)

Slide 16 - Slide

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
schrijf stap voor stap mee.
Tip:
Zorg dat je de atomen in 1 regel naast elkaar schrijft. 
Dus: K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
          K =                         K=

Slide 17 - Slide

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Stap 4: Maak de reactie kloppend.

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
K   = 1                     K = 1
Cl  = 2                    K = 1
Schrijf stap voor stap mee
Tip:
- Begin aan de kant waar je de minste atomen hebt. 
- Je kunt alleen aantal moleculen (coëfficïenten)aanpassen, geen index.
- let goed op bij een verandering van coëficïent kunnen er meerdere antoom aantallen veranderen.

Slide 18 - Slide

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 4: Maak de reactie kloppend.



Stap 5: Controleer of je het goed doet en schrijf de fases erbij.

2 K (s) + Cl2 (g) -->  2 KCl (s)
K   = 1, 2                 K = 1,  2
Cl  = 2                    Cl = 1,  2
/
/
/
Schrijf stap voor stap mee
2 K (s) + Cl2 (g) --> 2 KCl (s)

Slide 19 - Slide


Maar de reactievergelijking van de volgende reactie:
Waterstof en stikstof reageren met elkaar tot het gas ammoniak.
Plaats een foto van je uitwerking hieronder.
Let goed op wat de molecuulformules zijn:
Ammoniak moet je ook kennen!

Slide 20 - Open question


Huiswerk
Maken foto opdracht van vorige slide.
Maken en nakijken §4.5 opdracht 1 t/m 12
Inleveren foto's van blz. 29, 30 en 31

Slide 21 - Open question