Herhaling 4.1 t/m 4.3

Herhaling 4.1 t/m 4.3
Goedemorgen!

1 / 29
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Herhaling 4.1 t/m 4.3
Goedemorgen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Eindmeting kaartvaardigheden
  • Herhalingsles 4.1 t/m 4.3
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Aan de slag
Wat: Ga aan de slag met het werkboek kaartvaardigheden H3
Hoe: zelfstandig, overleggen mag maar houd het rustig
Hoelang: 30 minuten
 
Doel van vandaag: H2 en H3 af en nagekeken
Klaar?: Maken opdrachten H4:
H4.1 opdracht 2, 3, 4 & 5
H4.2 opdracht 2, 3, 4 & 6
h4.3 opdracht 2, 3, 4


Huiswerk: H4.3 opdrachten: 2, 3, 4 + Poster welzijn

timer
30:39

Slide 3 - Slide

Kaartvaardigheden test
Ga naar google classroom


Klaar?: Maken H4.1 opdracht 2, 3, 4 & 5
                  Maken H4.2 opdracht 2, 3, 4 & 6
timer
6:00

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 4.1 welvaart

Slide 5 - Slide

Meten van welvaart
Twee manieren om welvaart te meten zijn:
1.  Het bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inwoner) van de bevolking.
2. De verdeling van de beroepsbevolking.


Slide 6 - Slide

1. Bruto Binnenlands Product per inwoner
BBP/inwoner:

Alles wat in één jaar wordt verdiend in een land, gedeeld door het aantal inwoners.

Voorbeeld: In Nederland wonen 17 miljoen mensen. Het totale BBP is 697 miljard euro. Het bbp/hoofd is 697.000.000.000 : 17.000.000 = € 41.000. 

In het Afrikaanse Niger is het bbp/hoofd maar € 725.
Nederland is dus een rijker land (welvarender) dan Niger.

Slide 7 - Slide

2. Verdeling beroepsbevolking: 

Beroepsbevolking =  Alle mensen die werken tegen betaling + de werklozen

1. Primaire sector
Landbouw, mijnbouw, visserij
2. Secundaire sector
Industrie, bouw
3. Tertiaire sector
Diensten

Slide 8 - Slide

Tertiare sector
Tertiaire sector = dienstensector
Bedrijven die goederen (spullen) of diensten verkopen

Slide 9 - Slide

Hoe hoger de welvaart, hoe meer mensen in de dienstensector werken.

Hoe lager de welvaart, hoe meer mensen in de landbouw werken.

Slide 10 - Slide

Periferie landen
Kenmerken:
1. Veel mensen onder De armoede grens ( 1,90 dollar)
2. Grote primaire sector
3. Laag BBP/inwoner

Slide 11 - Slide

Lage Semi-periferie
  • Semi = half/gedeeltelijk
  • Lage middeninkomenslanden 
  • grote secundaire sector (industrieel)
  • Ook grote primaire sector (landbouw)

voorbeelden:
Vietnam, Tunesië, Indonesië en Suriname

Slide 12 - Slide

Hoge semi-periferie
  • Hoge-middeninkomenslanden
  • Grote secundaire sector
  • Hogere welvaart dan lage semiperiferie
  • Grotere rol in wereldeconomie

Voorbeelden:
China, Rusland, Brazilië 

Slide 13 - Slide

Centrum-landen
- Rijkste landen
- Centrum van de wereld (handel) 
- Veel werk in de tertiaire sector (diensten sector)

Voorbeeld:
 Europa, Noord Amerika
Japan en Australië



Slide 14 - Slide

Hoofdstuk 4.2 welzijn

Slide 15 - Slide

Welvaart vs Welzijn
Welvaart  → geld 
Welzijn → hoe voel je je

Slide 16 - Slide

het welzijn
Rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden zoals gezondheid, scholing en voedsel. 

Slide 17 - Slide

Human Development Index



Bevat o.a. deze 3 onderdelen:
1. levensverwachting = hoe oud men verwacht dat je wordt bij je geboorte)
2. alfabetiseringsgraad = % mensen ouder dan 15 jaar die kunnen lezen en schrijven
3. koopkracht = hoeveel spullen je kan kopen van je inkomen


Welzijn wordt weergegeven met bijvoorbeeld de Human Development Index (= welzijnsindex)

Slide 18 - Slide

Formele sector
= Deel van de economie waarvan zaken wel officieel worden opgeschreven. Bijvoorbeeld werken in een winkel, voor de overheid of op kantoor.
Kenmerken:
1) belasting betalen
2) ook doorbetaald bij ziekte
3) bouwt pensioen op

Slide 19 - Slide

Informele sector
= Deel van de economie waarvan zaken niet officieel worden opgeschreven.
Kenmerken:
1) niet bekend bij overheid
2) de inkomsten wisselen 
3) bij ziekte geen geld
Dus wordt niet meegerekend met het BBP/inwoner.

Volgens het BBP/inwoner lijkt een land dus armer dan het werkelijk is.

Slide 20 - Slide

Rondvraag
Vragen
en/of
 opmerkingen?

Slide 21 - Slide

Hoofdstuk 4.3 ongelijkheid

Slide 22 - Slide

sociale ongelijkheid – Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen

Slide 23 - Slide

Sociale ongelijkheid
In arme of ontwikkelingslanden zijn grote verschillen tussen arm en rijk.

Arme hebben geen toegang tot:
- basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, schoon drinkwater of onderwijs. 

Rijken hebben dat wel.

Slide 24 - Slide

Ruimtelijke ongelijkheid
Soms zijn er in een land, wijk of kleiner gebied grote inkomensverschillen tussen de mensen die er wonen.

Bijvoorbeeld tussen stad en platteland.
Daarom gaan veel arme van het platteland naar de stad.


Slide 25 - Slide

Ruimtelijke ongelijkheid – Grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen één land. 

Slide 26 - Slide

Ongelijkheid is soms letterlijk te zien.

Sloppenwijken = Zelfgebouwde (illegale) woningen, vaak op een ongeschikte locatie gebouwd. 

Slide 27 - Slide

Rondvraag
Vragen
en/of
 opmerkingen?

Slide 28 - Slide

Oefenen voor de toets
Aan de slag met de opdrachtenkaart

Classroom -> bekijken video's, lessonup en quizlet
Boek -> Maken van samenvattingen
Boek -> Maken van samenvattingsopdrachten
Online methode -> Oefentoets H2 of H4

timer
10:00

Slide 29 - Slide