Herhaling verbuigingen en vervoegingen

Geef van DUX
dat. enk.
A
ducum
B
ducem
C
duce
D
duci
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Geef van DUX
dat. enk.
A
ducum
B
ducem
C
duce
D
duci

Slide 1 - Quiz

Geef van ROSA
abl. enk
A
rosa
B
rosae
C
rosas
D
rosis

Slide 2 - Quiz

Geef van DIES
acc. enk
A
dies
B
diei
C
diem
D
die

Slide 3 - Quiz

Welke naamval(len) is
FRUCTUS
A
nom.
B
acc.
C
gen.
D
dat.

Slide 4 - Quiz

Welke naamval(len) is
FELICI
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
abl.

Slide 5 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
acc. enk?
A
felicium
B
matrum
C
fructum
D
corpus

Slide 6 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
gen. enk?
A
ducis
B
rosis
C
matri
D
avi

Slide 7 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
dat. enk?
A
boni
B
fructui
C
duce
D
rosae

Slide 8 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
abl. enk?
A
matri
B
felici
C
corpore
D
doni

Slide 9 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
nom. mv?
A
matres
B
avi
C
fructus
D
rosae

Slide 10 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
acc. mv?
A
fructus
B
rosa
C
bona
D
matres

Slide 11 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
gen. mv?
A
fructum
B
dierum
C
bonum
D
avum

Slide 12 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
dat./abl. mv?
A
felicis
B
donis
C
diei
D
rosas

Slide 13 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
praesens?
A
amatur
B
tegemus
C
monuit
D
capiunt

Slide 14 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
imperfectum?
A
amabitur
B
tegebantur
C
eratis
D
potuerat

Slide 15 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
futurum simplex?
A
capiam
B
tegebatis
C
monebo
D
poteras

Slide 16 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
perfectum?
A
texerit
B
cepimus
C
auditis
D
isti

Slide 17 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
plusquamperfectum?
A
poterant
B
monuerat
C
aderas
D
capiam

Slide 18 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
futurum exactum?
A
poterit
B
monitus sum
C
texerunt
D
auditi erunt

Slide 19 - Quiz

Welke vorm(en) is (zijn)
imperatief?
A
redii
B
capi
C
monete
D
hortare

Slide 20 - Quiz