We beginnen met Thema 6. Dit thema gaat over kleding.
We gaan het hebben over de lidwoorden de en het.
We leven in een spannende tijd: Je bent 'nieuw' in Nederland, hoe gaat het met jou en met je familie? Sommige mensen zijn bang, of verdrietig of hebben andere gevoelens of emoties. Daar gaan we over spreken.
Slide 3 - Slide
Video kijken
Slide 4 - Slide
Praat je mee: kleding 5.1*
Wat wil Daan kopen?
Koopt hij de trui?
En de broek?
Waarom niet?
Koopt hij een jas?
Slide 5 - Slide
6.2 De en het
10. Bekijk de video. Wat betekenen de blauwe woorden? lidwoorden
meervoud
verkleinwoorden
woordenboek
Slide 6 - Slide
11. Wat hoor je?
12. Quiz: gebruik je de of het?
13. Maak zinnen, denk aan:
1 (wie/wat) 2 (werkwoord) 3 (rest)
en gebruik de of het!
Slide 7 - Slide
6.3 Kleding kopen
opdr 14 en 15 Luister naar de tekst
doe opdr 17 en 18
opdr 19 Zeg na
doe opdr 20 t/m 22
opdr 23 praat samen
Slide 8 - Slide
Nu komen foto's van de blauwe woorden van 6.1, 6.2, en 6.3.
- Ken je ze?
- Noem ook het lidwoord erbij (de /het)
- Kun je er ook een zin mee maken?
Slide 9 - Slide
Wat is dit? Noem ook het lidwoord en het meervoud.
het hemd
de hemden
Slide 10 - Slide
Wat is dit? Noem ook het lidwoord en het meervoud.
de broek
de broeken
Slide 11 - Slide
Wat is dit? Noem ook het lidwoord en het meervoud.
de sok
de sokken
Slide 12 - Slide
Wat is dit? Noem ook het lidwoord en het meervoud.