Herhaling 3.2 en 3.3

Herhaling 3.2 en 3.3 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling 3.2 en 3.3 

Slide 1 - Slide

Planning
Uitleg /quizvragen
Test jezelf maken 
Bespreken 

Slide 2 - Slide

Hoe verloren vorsten hun macht? 

Slide 3 - Slide

Van welk land was Lodewijk XVI de koning?
A
Engeland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 4 - Quiz

Lodewijk regeerde in de 'Tijd van pruiken en revoluties'. Wanneer was dat precies?
A
Tussen 1500 en 1600
B
Tussen 1600 en 1700
C
Tussen 1700 en 1800
D
Tussen 1800 en 1900

Slide 5 - Quiz

Absolute macht betekend..
A
Dat de macht verdeeld wordt over verschillende mensen
B
Dat de macht bij de burgers ligt
C
Dat de macht verdeeld is tussen de vorst en regentenfamilies
D
Dat de vorst alle beslissingen neemt zonder te overleggen

Slide 6 - Quiz

Ander woord voor absolute macht is absolutisme
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Lodewijk XVI...
had als vorst de abolute macht.
...was getrouwd met Marie-Antoinette.
...gaf belachelijk veel geld uit.
...wilde dat het volk heel veel belasting aan hem betaalde.

Slide 8 - Slide

Wat zou de bevolking van Lodewijk XVI vinden?
A
Ze werden boos en kwamen in opstand
B
Ze vonden het wel prima
C
Ze werden bang en deden alles wat hij zei

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

wat gebeurde er op 14 juli 1789
A
Bevolking kwam in opstand
B
Bevolking weigerde belasting te betalen
C
De Franse Revolutie was uitgebroken
D
De vorst werd onthoofd

Slide 11 - Quiz

Waarmee begon de Franse Revolutie?
A
Met de onthoofding van Lodewijk XVI
B
Toen Napoleon koning van Frankrijk werd
C
Met de bestorming van een gevangenis vol met tegenstanders
D
Toen Lodewijk XVI naar het buitenland vluchtte

Slide 12 - Quiz

De Franse Revolutie
14 juli 1789 bevolking kwam in opstand tegen de Franse koning.
Bestorming Bastille, Middeleeuws kasteel dat de koning als gevangenis gebruikte.
Op het platteland kwamen boeren in opstand tegen de adel.
De Franse Revolutie was uitgebroken.
De Revolutionairen namen het bestuur over.
Lodewijk mocht eerst nog wel koning blijven, maar raakte zijn macht kwijt.
Jaar later.............................?

Slide 13 - Slide

Onrust in Frankrijk
Wie heeft er nu de macht?
- Een aantal ministers grijpt de macht
- Het leger vecht in Frankrijk om relschoppers tegen te houden

Slide 14 - Slide

NAPOLEON

Slide 15 - Slide

NAPOLEON
- Grijpt de macht
- Ontslaat alle ministers
- Wordt uiteindelijk keizer van Frankrijk
- Verovert grote stukken van Europa, maar wordt uiteindelijk verslagen

Slide 16 - Slide

Wat gebeurt er met Napoleon?
A
Hij wordt vermoord
B
Hij wordt opgevolgd door zijn zoon
C
Hij wordt verbannen naar een eiland
D
Hij blijft gewoon aan de macht, maar heeft nu minder macht

Slide 17 - Quiz

De Nederlanden
- Ook in de Nederlanden was niet iedereen het eens met de leider.
- Dit was de stadhouder.

Slide 18 - Slide

WILLEM V

Slide 19 - Slide

Hoe heten de tegenstanders van de stadhouder
A
patriotten
B
verzetsstrijders
C
revolutionairen

Slide 20 - Quiz

Stadhouder Willem V
De patriotten vochten tegen de stadhouder omdat ze wilden dat het volk meer macht kreeg = democratische revolutie

Slide 21 - Slide

Dat was lastig...
Willem V kreeg hulp van een leger uit Pruisen (Duitsland)
De patriotten kregen hulp van Frankrijk
Bataafse Revolutie
De patriotten wonnen!

Slide 22 - Slide

Willem V werd verslagen
Een Franse koning kwam aan de macht in Nederland.
Prima, want hij zorgde goed voor het volk.

Slide 23 - Slide

Grondwet

Slide 24 - Slide

Koning willem 1
  • 1814  Napoleon Bonaparte verslagen
  • Koning Willem 1 (zoon van stadshouder willem V) werd staatshoofd. Eerste koning  maar werd ook regeringsleider. 
  • Willem 1 mocht kiezen wie er in de volksvertegenwoordiging kwam (het parlement)

Slide 25 - Slide

Weer en nieuwe koning en grondwet

1840 treed koning Willem 1  af
Koning Willem 2   werd staatshoofd en regeringsleider. 
Wilt net als zijn vader alle macht houden
1848 braken er democratische revoluties
De Nederlandse Koning  werd bang om afgezet te worden

Slide 26 - Slide

in 1848 mag volgens de grondwet de bevolking kiezen wie in het parlement kwam. Nederland werd hierdoor een...?
A
Democratie
B
Parlementaire democratie
C
Republiek
D
rechtsstaat

Slide 27 - Quiz

Iedereen in Nederland moet zich aan de grondwet houden. Nederland wordt dan ook wel een .. genoemd
A
Grondrecht
B
Rechtsstaat
C
Trias Politica
D
democratie

Slide 28 - Quiz

een bestuurder die in de regering zit noem je ook wel een ....
A
Staatssecretaris
B
minister
C
burgemeester
D
regeringsleider

Slide 29 - Quiz

De koning heeft in een parlementaire democratie veel macht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je de regeringsleider
A
staatshoofd
B
minister-president
C
Minister
D
onderminister

Slide 31 - Quiz

Aan de slag 
Wat: opdrachten  5 t/m 13
Waar: blz 124 t/m 126
Hoelang: 10 min 
Daarna: Na bespreken

Slide 32 - Slide