H2D voorbereiden toets p1

H2D voorbereiding toets
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2D voorbereiding toets

Slide 1 - Slide

Toets woensdag 2 november:


être, avoir, aller, faire, (présent en passé composé)
vocabulaire getallen, kloktijden, kleuren, dagen vd week FN-NF

Slide 2 - Slide

Dagen van de week
le = routine 
Le lundi, je travaille au supermarché.
Elke maandag werk ik in de supermarkt. 

Mercredi, je vais chez ma grand-mère. 
Woensdag ga ik naar mijn oma. 

Slide 3 - Slide

Le ... (maandag) je fais du foot.
A
Lundi
B
Mercredi
C
Samedi
D
Dimanche

Slide 4 - Quiz

... (zondag), j'ai fait mes devoirs.
A
Samedi
B
Dimanche
C
Mardi
D
Jeudi

Slide 5 - Quiz

Werkwoorden
Faire (doen/maken)
Je fais = ik doe/maak
Tu fais = jij doet/maakt 
Il/elle/on fait = hij/zij/men doet/maakt
Nous faisons = wij doen/maken
Vous faites = jullie doen/maken - u doet/maakt
Ils/elles font = zij doen/maken

Slide 6 - Slide

Ik doe/maak

Slide 7 - Open question

Wij hebben gedaan/gemaakt

Slide 8 - Open question

Zij doet/maakt

Slide 9 - Open question

Zij hebben gedaan/gemaakt
A
il ont fait
B
ils ont fait
C
ils avont fait
D
ils a fait

Slide 10 - Quiz

Werkwoorden
Faire PASSÉ COMPOSÉ
J'ai fait = ik heb gedaan/gemaakt
Tu as fait = jij hebt gedaan/gemaakt
Il/elle/on a fait = hij/zij/men heeft gedaan/gemaakt
Nous avons fait = wij hebben gedaan/gemaakt
Vous avez fait = jullie hebben/u heeft gedaan/gemaakt
Ils/elles ont fait = zij hebben gedaan/gemaakt 

Slide 11 - Slide

Aller

Je vais     ik ga
Tu vais     jij gaat
Il/elle/on va     hij/zij/men gaat
Nous allons     wij gaan
Vous allez     jullie/u gaan/gaat
Ils/elles vont     zij gaan
passé composé MET ÊTRE

Je suis allé(e)jij bent gegaan
Tu es allé(e)hij is gegaan
Il/elle/on est allé(e)
Nous sommes allé(e)s
Vous êtes allé(e)s
Ils/elles sont allé(e)s

Slide 12 - Slide

Wij gaan
A
Nous vaisons
B
Nous alons
C
Nous allons
D
Nous vons

Slide 13 - Quiz

Jij bent gegaan
A
tu est alle
B
tu es aller
C
t'est allé
D
tu es allé

Slide 14 - Quiz

Zij is gegaan
A
elle est allé
B
elle est allée
C
elle es allée
D
elle allé

Slide 15 - Quiz

Les couleurs
Uitleg @ classroom

Slide 16 - Slide

Le pantalon = zwart
A
noir
B
noire
C
noirs

Slide 17 - Quiz

La voiture = zwart
A
noir
B
noire
C
noirs

Slide 18 - Quiz

Les cheveux sont = bruin
A
brune
B
bruns
C
brunes
D
bruins

Slide 19 - Quiz

Geel
A
vert
B
orange
C
jaune
D
gris

Slide 20 - Quiz

Welke is goed?

A - La table brune B - La brune table
A
La table brune
B
La brune table

Slide 21 - Quiz

Les nombres

Slide 22 - Slide