1h (4-5-2020)

klas 1h, ma 4-5-2020
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

klas 1h, ma 4-5-2020

Slide 1 - Slide

Wie geht's?

Guten Tag 

Wie waren eure Ferien?

Slide 2 - Slide

Hausaufgaben für heute
Aufgabe 3, Seite 73
Aufgabe 2, Seite 79

Antworten in Magister!

Auch Schritt 19: Aufgabe 4 und 6

Slide 3 - Slide

Lernziele
Heute:

- Schreibfertigkeit: Rätsel Aufgabe 2, Seite 79
- Grammatik: Betrekkelijke voornaamwoorden
- Grammatik: Medeklinkers 

Slide 4 - Slide

Rätsel Aufgabe Seite 79 
Antwoorden in Magister.

Kijk naar de letters en het nummer eronder.

elke letter heeft een vast nummer

Slide 5 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden: geven een relatie aan met een persoon of bezit

voorbeelden: mijn, jouw, uw, zijn, haar etc.


Slide 6 - Slide

vertaling van de bezittelijke voornaamwoorden
mijn                mein-
jouw               dein-
zijn                  sein-
haar                ihr-
ons, onze     unser-
jullie               euer-
hun                 ihr-
uw                   Ihr-
geen               kein-

Slide 7 - Slide

vervoegen van de bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden hebben dezelfde vervoeging als lidwoorden van de ein-Gruppe

 
m
v
o
mv
+1
ein
eine
ein
keine

Slide 8 - Slide

vervoegen
het geslacht van de zelfstandige naamwoorden is heel belangrijk voor de vervoeging van de bez. vnw. , zie hieronder

ein Freund, mannelijk  dus mein Freund
eine Freundin, vrouwelijk, dus meine Feundin
ein Haus, onzijdig, dus mein Haus
keine Freunde, meervoud, dus meine Freunde

Slide 9 - Slide

Uitzonderingen
1. als bezittelijk vnw. ihr kan zowel "haar" als "hun" betekenen 

ihr Vater = haar vader of hun vader

Met een hoofdletter betekent het uw. 

Ihr Vater = uw vader




Slide 10 - Slide

uitzonderingen
2. ihr betekent als persoonlijk voornaamwoord "jullie"

jullie zijn  = ihr seid

Slide 11 - Slide

uitzonderingen
3. Als er na euer en -e in de uitgang komt, vervalt de laatste -e

euer Haus   =     jullie huis

eure Freunde    =    jullie vrienden

Slide 12 - Slide

oefening
vul in
1. Wie viele Einwohner hat ............ (jullie) Dorf(o)?
2. In welche Straße liegt ................ (uw) Hotel(o)?
3. ...................... (jullie) Autos(mv) sind sehr schön.
4. Seit wann sind .........(zijn) Eltern(mv) geschieden?
5. .........................(onze) Möbel(mv) sind geliefert worden.
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Antwoorden

1. Wie viele Einwohner hat euer Dorf?
2. In welche Straße liegt Ihr Hotel?
3. Eure Autos sind sehr schön.
4. Seit wann sind seine Eltern geschieden?
5. Unsere Möbel sind geliefert worden.

Slide 14 - Slide

Medeklinkers
Schritt 20 Aufgabe 3: Aussprache
In het Duits zijn er oa 3 klanken die je moet kennen


klank
uitspraak
NL
DU
ich-klank
zachte g
vliegje
dich, farbig, chemisch
ach-klank
harde g
lachen
Koch, suchen, Rauch
-tion
tsioon
Revolution, Nation

Slide 15 - Slide

oefening


Maak/herhaal oefening 3 op bladzijde 96 van je boek
timer
3:00

Slide 16 - Slide

nakijken
1. Bauch    = harde g  dus ach-klank 

2. Strich   = zachte g     dus ich-klank

3. Licht  = zachte g      dus ich-klank

4. Information   = tsioon  dus overig

5. Loch  = harde g dus ach-klank

Slide 17 - Slide

nakijken deel 2
6. Kommunikation   = tsioon  dus overig
7. lachen   = harde g   dus ach-klank
8. brechen   = zachte g dus ich-klank
9. Strauch  = harde g dus ach-klank
10. Konfirmation  = tsioon   dus overig

Slide 18 - Slide

Wiederholung Lernziele
Heute haben wir behandelt: 

- Schreibfertigkeit: Rätsel Aufgabe 2, Seite 79
- Grammatik: Betrekkelijke voornaamwoorden
- Grammatik: Medeklinkers 

Slide 19 - Slide

Auf Wiedersehen!
Hausaufgaben

Schritt 19: Aufgabe 5
Schritt 20: Aufgabe 2, 3 und 4
Schritt 21: Aufgabe 2

Slide 20 - Slide