Werkwoordspelling 3F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

Stap 1) Stam vinden en Tegenwoordige tijd

Planning

Herhaling werkwoordspelling
- Theorie + oefeningen
- Kahoot

Donderdag 6 februari

Toets grammatica en werkwoordspelling

De stam van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.

Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

De stam van een werkwoord?

Soms ziet de stam er vreemd uit. Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan naar de ik-vorm

Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop

Tegenwoordige tijd

Lopen:

Ik

Jij, hij/zij 

Wij, jullie, zij

*je/jij achter pv? enkel stam* (Loop jij naar school?) 

(Loopt je vader naar zijn werk?)

loop

loopt* 

lopen

Alles voor het zinsdeel persoonsvorm is een apart zinsdeel

Schrijf de juiste vorm op:
Het paard (draven) door de groene wei.

Schrijf de juiste vorm op:
Zij (missen) haar aansluiting.

Schrijf de juiste vorm op:
(Worden) jij ook zo gek van al die updates?

Werkwoordspelling

Stap 2) Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd 'de' of 'te' achter de stam krijgen:

branden → brandde → gebrand

missen → miste → gemist

Nog maar net haalden we de trein.

TaXiKoFSCHiP

Meervoud>'den' of 'ten'

Sterke werkwoorden

Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere klank dan in de tegenwoordige tijd:

blijven - bleef - bleven

bedriegen - bedroog - bedrogen

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?

1. ja
2. nee

Vul de juiste vorm in
Hij ...(verven)... gisteren het tuinhek

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?

1. ja
2. nee

Hij ...SCHRIKKEN... vanmorgen van jouw verhaal.

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?

1. ja
2. nee

De verleden tijd van
BIJTEN
is? (enkelvoud)

1. Bijtte
2. Bijte
3. beet
4. beette

Fietsen: Hij ............ 12 kilometer om bij jou te komen.

Saven: Zij .......... hun bestanden niet en nu zijn ze alles kwijt

1. savden
2. savete
3. saveden
4. savten

Voltooid deelwoord

• Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd/geweest is. 
• Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 
• Vaak staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

Zo is het (gebeuren) - Het (gebeuren) - Toen (gebeuren) het

Schrijf de juiste vorm op:
De heg wordt morgen (snoeien).

Alles door elkaar

Schrijf de juiste vorm op:
Vroeger (faxen) we documenten.

Schrijf de juiste vorm op:
Finn en Fleur (spoeden) zich vanmorgen naar het station.

Schrijf de juiste vorm op:
De (piercen) tong van Tineke vind ik maar niks.

Kahoot

https://create.kahoot.it/details/bff67ec2-3232-4778-ac88-47c319a3112e 

Doen

Huiswerk Nu Nederlands

Boek 2F - Lezen en luisteren
Boek 3F - Werkwoordspelling

Extra oefeningen werkwoordspelling:

www.cambiumned.nl