Aan het eind van de les weet je hoe je verwijswoorden gebruikt. Dit is belangrijk voor schrijfvaardigheid.
Je leert over punten, komma's, hoofdletters (vorige les) en verwijswoorden om feedback te kunnen geven op de persoonlijke brief (volgende les).
Slide 5 - Slide
Huiswerk
opdracht 1 pag. 33
opdracht 3 en 5 pag. 35
Slide 6 - Slide
Wat is wat?
de bal
het bal
de patroon
het patroon
de portier
het portier
Slide 7 - Slide
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst (vaak) naar een eerder genoemd woord.
Voor de-woorden gebruik je een ander verwijswoord dan voor het-woorden:
De gymleraar die ons lesgeeft, is ziek.
Het feestje dat Maaike houdt, wordt leuk.
Slide 8 - Slide
Welk verwijswoord erachter?
Zelfst. nw met 'de': => DIE
Zelfst. nw met 'het': => DAT
Let op: ook al gaat het om een vrouw, een het-woord blijft onzijdig! Het meisje, dat...; het mevrouwtje, dat...
Slide 9 - Slide
Welk woord ervóór?
Zelfst. nw met 'de': => DEZE, DIE
die caravan, deze meisjes
Zelfst. nw met 'het': => DAT, DIT
dat huis, dit cadeautje
Slide 10 - Slide
Vul in: die, deze, dit of dat
..... jongen..... ik zie, zit in mijn klas.
Het hondje .... naar me blaft, is weggelopen
..... meisje .... geselecteerd is voor de wedstrijd, is mijn nichtje.
De wedstrijden .... Ajax gewonnen heeft, waren geweldig om te zien.
Slide 11 - Slide
Vrw. de-woorden: "haar" = bez.vnw
logisch vrouwelijk: de koe, de bibliothecaresse, de mevrouw, de koningin
de koe en haar kalf, de mevrouw en haar hondje
ook vrw: woorden die eindigen op -heid, -nis, -ing, -ie,... (verlegenheid, gebeurtenis, regering, politie)
de politie en haar taken
de commissie en haar voorzitter
Slide 12 - Slide
Mann. de-woorden: "zijn" = bez.vnw
logisch mannelijk: de agent, de koning
de stier en zijn kalf, de koning en zijn gemalin
overige woorden: opzoeken
de hoed en zijn veertje
Slide 13 - Slide
Het-woorden: onzijdig
Gebruik mannelijk bezittelijk voornaamwoord
Het huis en zijn dak
Het kind was de weg kwijt. Het bleef maar ronddwalen.
Het ezeltje knorde luid. Zijn maag was leeg.
Slide 14 - Slide
Zelfstandig werken (is hw)
Lezen: theorie pag. 62
Maken: opdracht 2, 3 en 5, pag. 63.
Let op: schrijf bij opdr. 5 de hele tekst uit en sla steeds een regel over.
timer
15:00
Slide 15 - Slide
Wat begrijp je beter?
Slide 16 - Slide
Magister
Ga naar Leermiddelen, linksonder
klik op Nieuw Nederlands
Slide 17 - Slide
nieuw nederlands online
1) In Magister links onder ELO: leermiddelen aanklikken
Dan zie je een lijstje van methode van meerdere vakken
2) Klik op de regel van Nederlands, Nieuw Nederlands
Dan ga je vanzelf naar uitgever Noordhoff.
3) Daar zie je een rechthoek met je klas erin staan en 'geen leermiddelen gekoppeld' - klik daarop
4) Rechts zie je een blauw vlak met 'instellingen' - klik daarop
5) Dan zie je bovenin staan 'veelgebruikt lesmateriaal" en 'koppelen' - beide moet je aanklikken en onder in de tabel aangeven dat je klas 'naam klas' bent en havo-vwo 'leerjaar 1' stof gebruikt.
6) Als je dat bij beide gedaan hebt, dan moet het goed komen en kun je in boek en werkboek aan de slag.