G1A zinsdelen vijfde les

De fotovraag: hoe heb jij dit zonnige weekend doorgebracht?
timer
2:00
1 / 35
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De fotovraag: hoe heb jij dit zonnige weekend doorgebracht?
timer
2:00

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 4 - Mind map

Het naamwoordelijk gezegde
Iets doen: werkwoordelijk gezegde, wat het onderwerp doet
Iets zijn: naamwoordelijk gezegde, wat het onderwerp is
  • Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel.
  • Het werkwoordelijk deel is altijd een koppelwerkwoord: ZWoBBeLS!
  • In een zin met een ng zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 5 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde
1.[Naamwoordelijk deel], zegt iets over het onderwerp



2. Werkwoordelijk deel, een koppelwerkwoord, nodig om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen

Slide 6 - Slide

Het werkwoordelijk deel van een ng
  • Altijd een koppelwerkwoord!
  • Een koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp van de zin, iets zijn

Slide 7 - Slide

Koppelwerkwoord?
ZWoBBeLS!
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
(heten, dunken, voorkomen)

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk deel van NG
Naamwoordelijk deel van NG
Onderwerp
bwb
Waardoor
lijkt
de volle maan
zo groot

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Vorig jaar is mijn hamster weggelopen. NG of WG?
A
NG
B
WG

Slide 12 - Quiz

Mijn oom blijft een aardige man. NG of WG?
A
NG
B
WG

Slide 13 - Quiz

Zij wordt de nieuwe juf van mijn kleine zusje. NG of WG?
A
NG
B
WG

Slide 14 - Quiz

Zij lijkt jou een oud cadeautje te hebben gegeven. NG of WG?
A
NG
B
WG

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Check tussendoor. Hoe goed begrijp je het ng?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet nog meer oefenen
D
Ik vind het lastig

Slide 17 - Quiz

Hoeveel rollen zitten er in deze zin? Die oude vrouw koopt elke week ontzettend lekkere ijsjes voor ons
A
1
B
2
C
3

Slide 18 - Quiz

Hoeveel rollen zitten er in deze zin? Geef snel de bal aan mij!
A
1
B
2
C
3

Slide 19 - Quiz

Zij wil jou vast wel [een nieuwe kortingskaart voor de bioscoop] geven.
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 20 - Quiz

Geef snel de bal [aan mij]!
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 21 - Quiz

Barbara heeft haar nieuwe jas vanochtend [aan de kapstok] gehangen
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 22 - Quiz

[Voor de kat] koop ik bijna nooit dure brokjes.
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 23 - Quiz

Het werkwoord en rollen
  • Het werkwoord is de baas in de zin en deelt 1, 2 of 3 rollen uit
  • Rol 1 is het onderwerp (o), degene die is doet. Wie + pv?
  • Rol 2 is het lijdend voorwerp (lv), dat/diegene die de handeling ondergaat. Wat/wie + pv + o?
  • Een lv begint nooit met een voorzetsel!
  • Rol 3 is het meewerkend voorwerp (mv): de ontvanger
  • Het mv herken je soms aan: aan, voor, bij, tegen

Slide 24 - Slide

Hak | de volgende zin | in stukjes: Sterre bakt elke zaterdag de meest lekkere taarten voor haar oma

Slide 25 - Open question

zinsdelen

Slide 26 - Slide

Noteer de bwb's: Voor die kast ligt altijd een dikke poes ontzettend hard te snurken.

Slide 27 - Open question

Bijwoordelijke bepaling
'De prullenbak' van zinsontleding: de zinsdelen die overblijven als je de andere zinsdelen hebt bepaald.
Stel jezelf dus de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waarheen?

Slide 28 - Slide

In welke volgorde ontleed je een zin?
pv
zinsdelen
o
wg/ng
lv (!)
mv
bwb

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide

Volg het stappenplan. Ontleed deze zin (op papier): Tot aan zijn puberteit bleef hij het meest verwende jongetje in huis.

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Welke uitspraak past op dit moment het beste bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide