Week 20 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 20
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 havo week 20

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Agenda week 20  17 mei t/m 
21 mei 2021
  • 1 leesboek i.p.v. twee leesboeken. Zie elo.
  • Graag mailen via magister en geen chat via teams!
  • Weektaak 20 is dinsdag 25 mei af.
  • Vervolg begrijpend lezen
  • Grammatica so dinsdag 25 mei
  • So boek 1 => donderdag 27 mei
  • Samenvatting => zie LessonUp

Slide 3 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Slide

PTD rapportperiode 3 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
301
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
90 min
3
Nee
303
SO
Grammatica en formuleren (online)
45 min
1
Nee
203
SO
Boekentoets
45 min
VK (1x)
Nee

Slide 5 - Slide

Toetsen periode 3
  • Dinsdag 25 mei: so grammatica online in Mediatheek 


  • Donderdag 27 mei: so over 1 boek (online)


  • Dinsdag 8 juni (toetsweek): begrijpend lezen. Hoofdstuk 2, 3, 4, 17, 18, 19, 32, 33 en 34. De toets duurt 90 minuten.










Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Slide 6 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
Deze week:
  • Je leert hoe je argumenten inhoudelijk beoordeelt.
  • Je leert onderscheid te maken tussen geldige en ongeldige redeneringen

Slide 8 - Slide

De antwoorden van weektaak  staan aan het eind van de les.

Slide 9 - Slide

Uitleg theorie

Slide 10 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 11 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 12 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 13 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 14 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 15 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 16 - Slide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 17 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 18 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 19 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 20 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 21 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 22 - Slide

33. Logica en geldigheid (p. 134)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Maken 

Begrijpend lezen
  • Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 135
  • Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 137

Slide 25 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Je leert hoe je argumenten inhoudelijk beoordeelt.
  • Je leert een onderscheid te maken tussen geldige en ongeldige redeneringen

Slide 26 - Slide

Nakijken weektaak - week 19

Slide 27 - Slide

Maken 

Begrijpend lezen
  • Maak opdracht 1, 3, 4 en 8 op bladzijde 131 en 133

Slide 28 - Slide

Opdracht 1 p. 131
a Bijvoorbeeld: Dat vind ik, omdat er in de stad voor jongeren meer te doen is dan op het platteland.
 b Bijvoorbeeld: Dat vind ik niet, want er komen nog steeds heel veel mensen in bibliotheken die er met plezier gebruik van maken.
 c Bijvoorbeeld: Dat vind ik, omdat je ze meer helpt door geld te geven aan organisaties die de bedelaars helpen om niet meer op straat te hoeven bedelen.

Slide 29 - Slide

Opdracht 3 p. 131
a Bijvoorbeeld: Argument 1 = niet-feitelijk, argument 2 = juist, argument 3 = onjuist, argument 4 = juist, 5 = juist.
 b Bijvoorbeeld: Argument 1 = ongeldig, argument 2 = geldig, argument 3 = ongeldig, argument 4 = geldig, argument 5 = geldig.

Slide 30 - Slide

Opdracht 3 p. 131
c Argument 1: Het is geen feit maar een waardeoordeel. Dat kan niet waar of onwaar zijn. Het is geen geldig argument: het argument dat kunst goed voor je is, gaat niet over de vraag of kunst gelukkig maakt.
Argument 2: Onderzoek laat zien dat kunst, bijvoorbeeld literatuur, mensen empathischer maakt en beter in staat stelt zich in een ander te verplaatsen.
Argument 3: Of dit juist is, hangt ervan af wie je buurman is. Het is geen geldig argument omdat het een te snelle conclusie is. Een enkel voorbeeld is niet genoeg om een algemene uitspraak zoals het standpunt te doen.

Slide 31 - Slide

Opdracht 3 p. 131
Argument 4: Het is juist, wetenschappelijk onderzoek toont het inderdaad aan. Het is geldig, want het argument heeft daadwerkelijk betrekking op het standpunt.
Argument 5: Het is juist en onderzoek laat zien dat creativiteit belangrijk is bij het maken van keuzes. Wie goede keuzes maakt, zal gelukkiger zijn. Het is dus ook een geldig argument: het heeft betrekking op het standpunt.

Slide 32 - Slide

Opdracht 3 p. 131
Bijvoorbeeld: Ik ben het met het standpunt eens en ik vind standpunt 2 het meest overtuigend. Ik denk namelijk dat je er gelukkiger van wordt als je de wereld en mensen om je heen beter begrijpt.
  Of: Ik ben het niet met het standpunt eens, omdat ik denk dat je ook een gelukkig mens kunt worden als je niet met kunst in aanraking komt, waardoor ik kunst dus niet zie als essentieel om gelukkig te worden.

Slide 33 - Slide

Opdracht 4 p. 131
Er zitten geen cirkelredeneringen tussen. Een cirkelredenering bij dit standpunt zou kunnen zijn: Je kunt geen gelukkig mens worden zonder in aanraking te komen met kunst. 

Slide 34 - Slide

Opdracht 8 p. 133
a Ze haalt cijfers aan van het Centraal Bureau voor de Statistiek die aangeven dat het aantal mensen dat zich respectloos bejegend voelt door een vreemde, juist afneemt. En ze stelt dat onaardig zijn niet eigen is aan onze tijd, maar van alle tijden is.
 b Bijvoorbeeld: Het cijferargument is juist, dat kun je natrekken bij het CBS. Het tweede argument is niet controleerbaar, tenzij je het concreter gaat maken. Je kunt dan bijvoorbeeld psychologisch of historisch onderzoek erop naslaan.
 c Bijvoorbeeld: Over de geldigheid van het eerste argument valt te twisten. Is respectloze bejegening door een vreemde echt hetzelfde als onaardigheid in het algemeen? Het zegt er wel iets over, maar niet alles. Het tweede argument is geldig, want het zegt iets relevants over de vermeende toename van onaardigheid.

Slide 35 - Slide

Weektaak 20 afgerond

Slide 36 - Slide