3 VWO Naamvallen ontleden, voorzetsels en werkwoorden met naamval

       ♥lich Willkommen!
Nehmt euere Sachen dabei!
Handys in der Tasche!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

       ♥lich Willkommen!
Nehmt euere Sachen dabei!
Handys in der Tasche!

Slide 1 - Slide

Programma
  • Start
  • Herhaling naamvallen
  • keuzemenu:
  • Leren woorden en zinnen

  • Oefenen met wrts o.i.d.
  • Oefeningen grammatica online

Slide 2 - Slide

Am Ende der Stunde:
  • Ik weet het stappenplan om de juiste uitgangen in een zin in te vullen.
  • Ik weet hoe ik de verschillende schema's moet gebruiken.
  • Ik weet wat de stof is voor de toets.
  • Ik weet wat ik al kan en wat ik nog moet oefenen.

Slide 3 - Slide

Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:

stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel. 
stap 2: Zoek naar een werkwoord dat een bepaalde naamval heeft.
stap 3: Als er geen voorzetsel of werkwoord in de zin staat, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp of vertaling met van.

Slide 4 - Slide

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

  • onderwerp: 1e naamval
  • van de/ van het: 2e naamval
  • meewerkend voorwerp: 3e naamval
  • lijdend voorwerp: 4e naamval

Slide 5 - Slide

sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.
3e  naamval
4e naamval
aus

bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 6 - Drag question

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 7 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 8 - Quiz

Welke vraag/vragen stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wann?

Slide 9 - Quiz

Hoe werkt de 7/2 regel?

Slide 10 - Open question

Werkwoorden 3e naamval

Slide 11 - Mind map

Werkwoorden met 3e naamval
helfen
danken
gratulieren
gehören
gefallen
glauben 
schmecken

Slide 12 - Slide

Werkwoorden 4e naamval

Slide 13 - Mind map

Werkwoorden 4e naamval
bitten
fragen
es gibt

Slide 14 - Slide

En tot slot... werkwoorden 1e naamval (koppelwerkwoorden)

sein
werden
bleiben

Slide 15 - Slide

Nu: aan de slag!
Let op: volg bij elke zin het VWO-stappenplan
  1. voorzetsels zoeken
  2. werkwoorden zoeken 
  3. ontleden
  4. Let op: gebruik je der-Gruppe of ein-Gruppe? 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wir fahren jedes Jahr (o) zweimal mit d…. Zug (m) nach Köln.

Slide 19 - Open question

Alle Herren (mv) hatten ein…. schwarzen Anzug (m) an.

Slide 20 - Open question

Mein Nachbar schenkt sein…. Frau zum Geburtstag kein Geschenk.

Slide 21 - Open question

Es gibt genug Leute, die sich um
(jouw) ... Bruder kümmern.

Slide 22 - Open question

Nach d...... Deutschstunde (v) fahren wir immer nach Hause.

Slide 23 - Open question

Mutti bringt d.... kranke Kind im/ins Bett.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Dativ (3) oder Akkusativ (4)?
Ich rufe .... (hem).
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 26 - Quiz

Dativ oder Akkusativ?
Ich bringe .... (haar) das Buch.
A
sie
B
ihr
C
Sie

Slide 27 - Quiz

Dativ oder Akkusativ?
Erzählst du .... (mij) von deinem Urlaub?
A
mich
B
mir
C
ich

Slide 28 - Quiz

Dativ oder Akkusativ?
Ich sehe .... (haar) heute abend!
A
ihr
B
ihnen
C
sie

Slide 29 - Quiz

Wir geben (U)..... ein Geschenk.
A
Sie
B
ihnen
C
Ihr
D
Ihnen

Slide 30 - Quiz

Wir kennen (jou) ...... .
A
du
B
dich
C
dir
D
die

Slide 31 - Quiz

Ben jij klaar voor de toets a.s. vrijdag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wat moet je nog oefenen?

Slide 33 - Open question

An die Arbeit!
Je bereidt je voor op de toets.
Je kunt kiezen uit:

  1. Oefeningen maken/herhalen van de weektaak
  2. grammatica oefeningen online (volgende dia's)



Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link