• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

Klas 2 , passé composé met avoir en être

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

marcher:  passé composé 
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                                 stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Il a marché

Slide 3 - Slide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 4 - Quiz

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Waarom is: Je dansé fout?
Wat ontbreekt er?

Slide 6 - Open question

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
Zij heeft met haar zus gedanst
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 7 - Quiz

Je / j' (écouter) ........ ........... la musique
Ik heb naar de muziek geluisterd.
A
écouté
B
ai écouté
C
ai écouter
D
a écouté

Slide 8 - Quiz

Nous (parler) ........ ........... le français.
Wij hebben Frans gesproken
A
parlé
B
ont parlé
C
parlons
D
avons parlé

Slide 9 - Quiz

mes amis (manger) ........ ...........
mijn vrienden hebben gegeten
A
mangent
B
avez mangé
C
mangé
D
ont mangé

Slide 10 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 11 - Quiz

J'ai parlé
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté

Slide 13 - Drag question

Let op!!
Werkwoorden op -er, krijgen na de stam dus é 
De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:



Je hulpwerkwoord blijft wel avoir. 
Bijv: Ik heb een cadeau gehad = J'ai eu un cadeau
avoir =  eu     (hebben/gehad)
être = été       (zijn/geweest)
faire = fait       (maken/gemaakt)

Slide 14 - Slide

Je / J" (être) ......... en France
Ik ben naar Frankrijk geweest
A
Je suis en France
B
J'ai été en France
C
Je suis été en France
D
J'été en France

Slide 15 - Quiz

Tu (être) ......... en Belgique ?
Ben jij naar België geweest ?
A
Tu es en Belgique?
B
Tu été en Belgique?
C
Tu es été en Belgique?
D
Tu as été en Belgique?

Slide 16 - Quiz

Nous (avoir) ......... un chien
Wij hebben een hond gehad
A
Nous avons un chien
B
Nous avons été un chien
C
Nous avons eu un chien
D
Nous eu un chien

Slide 17 - Quiz

Elle (faire) ......... les devoirs
Zij heeft het huiswerk gemaakt
A
Elle fait les devoirs
B
Elle a fait les devoirs
C
Elle as fait les devoirs
D
Elle a faité les devoirs

Slide 18 - Quiz

More lessons like this

passe compose

April 2025 - Lesson with 23 slides
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

havo 3 herhaling passé composé

February 2023 - Lesson with 26 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

24.2 - partir / sortir herhaling

May 2023 - Lesson with 48 slides
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

2tl passé composé herhaling

May 2021 - Lesson with 22 slides
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

2 C: le présent et le passé composé

January 2023 - Lesson with 19 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Klas 2 , passé composé met avoir en être

October 2022 - Lesson with 35 slides
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

3 havo passé composé met avoir en être

April 2022 - Lesson with 28 slides
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Passé composé

June 2024 - Lesson with 26 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings