U4 LSJ 1HV1 bijvoeglijke naamwoord

1 / 9
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 9 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bienvenue 
Lundi 10 juin
  • Ik kan een eenvoudige beschrijving maken met bijvoeglijke naamwoorden.
  • Ik kan bijvoeglijk naamwoorden in de juiste vorm en op de juiste plaats gebruiken.

Tu as besoin de: livre, stylo, ordinateur

Programme:
  • exercices dans le livre 
  • on décrit des maisons 
  • kahoot 
  • devoirs 

Slide 2 - Slide

💭
C'est quoi un bijvoeglijk naamwoord ? (adjectif) 
Het zegt iets over ... ? 

Ik heb een groene auto 

Mijn zus is aardig

Léna heeft een grote hond

Slide 3 - Slide

📚 16B p. 24
Fini ? Lis la théorie p. 25
zelfstandig naamwoorden: jean, jeans, olive, olives
bijvoeglijk naamwoorden: vert, verts, verte, vertes

1. In iedere zin wordt een andere vorm van vert gebruikt.

2. met mannelijke/vrouwelijke woorden en met enkelvoud/meervoud

3.
Een bijvoeglijk naamwoord dat staat bij een vrouwelijk woord in het enkelvoud, krijgt een -e.
Een bijvoeglijk naamwoord dat staat bij een mannelijk woord in het meervoud, krijgt een -s.
Een bijvoeglijk naamwoord dat staat bij een vrouwelijk woord in het meervoud, krijgt -es.

4. In het Frans komt het bijvoeglijknaamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
timer
3:30

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

📚 16C p. 26 et 16E p. 27
une chaussure (des chaussures)
une guitare
une veste / un blouson)
un sac, des sacs 
un jouet, un chien 
petit, gros, rouge, jaune, noir, gris (allemaal in het m.e)
2
1
  1. bleu, want bleu hoort bij een woord dat mannelijk is, namelijk un jean.
  2. noire, want noire hoort bij een woord dat vrouwelijk is, namelijk la robe.
  3. sportifs, want sportif hoort bij een woord dat mannelijk meervoud is, namelijk mes frères.
  4. stricte, want stricte hoort bij een woord dat vrouwelijk is, namelijk une prof.
Dans la vitrine, il y a deux sacs à dos gris.
Il y a aussi un blouson jaune.
À gauche je vois des bottes rouges.
À droite, je vois un petit chien. Il est mignon.
En plus, il y a une grande guitare et une petite guitare

Slide 6 - Slide

Travaille individuellement. 
Kies 1 afbeelding. Beschrijf wat je ziet. Wij zullen dan proberen te raden welke afbeelding het is. 😃
Let op de vorm en de plaats van het BN (bijv. in het vrouwelijke spreek je de laatste letter uit)
het dak : le toit
les fenêtres
le jardin 
la piscine
la porte 
grand petit rond carré 
il y a 
est 
sont 
woordenlijst aan het einde van je boek
1
2
3
4
5
6

Slide 7 - Slide

Kahoot!

Slide 8 - Slide

k heb de opdrachten goed gevoerd (80%).
Ik kan de basisregels van het bijvoeglijk naamwoord uitleggen. 
Ik kan een eenvoudige zin maken met een bijvoeglijk naamwoord om een huis te beschrijven.


Devoirs pour mercredi 12
  • Apprends 5 p. 37 (boek B)
  • Om te beginnen met leren voor de toetsweek: herhaal woorden uit unité 1 t/m 4 met quizlet, study go etc. Je kunt ook oefenen met de lire opdrachten (en menus au choix) in je onlinemethode, en met lingua.com
🎯
📔

Slide 9 - Slide