LJ1 5.6 Voorzetsels / LJ2 5.5 + 5.6

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 5.6 Voorzetsels  - LJ2 5.5 + 5.6
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 5.6 Voorzetsels  - LJ2 5.5 + 5.6
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands. Open je boek op blz 225

LJ2: Ga even in stilte lezen

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen 
Aan het eind van deze les:
- kun je de voorzetsels in een zin herkennen en benoemen


Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Jessica, Gijs, Jochem en Jamie.
Jullie mogen zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht 13 t/m 15 op blz 225/226


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Wat is het voorzetsel in onderstaande zin:
De grote zeeleguaan leeft alleen rond de Galápagoseilanden.
A
Grote
B
Leeft
C
Alleen
D
Rond

Slide 5 - Quiz

Wat is het voorzetsel in onderstaande zin:
Hij zoekt zijn voedsel in zee
A
Zoekt
B
Zijn
C
In
D
Zee

Slide 6 - Quiz

Wat is het voorzetsel in onderstaande zin:
Hij gebruikt zijn stompe kaken om vers zeewier los te trekken van rotsen onder water.
A
Gebruikt, los
B
Van, onder
C
Trekken, onder
D
van, trekken

Slide 7 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 13 t/m 15 op blz 225/226.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

Voorzetsels
boek blz. 226

Slide 10 - Slide

Voorzetsel

Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak.


Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

5. Begeleid inoefenen 
Had je geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met mij opdracht 13.

Slide 12 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 13 t/m 15 op blz 225/226.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na. 
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

1. Lesopening

LJ1: Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 220

Slide 14 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen 
Aan het eind van deze les:
- kun je de wederkerende voornaamwoorden in een zin benoemen
- kun je het wederkerig voornaamwoord in een zin benoemen 


Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 15 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check 
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 16 - Slide

De
ijspegel
lange
hangt
eraan.
lw
zelfst. nw.
Bijvoegl. nw.
ww
voor-zetsel

Slide 17 - Drag question

Zullen we elkaar bekogelen met sneeuwballen?

Wat is hier het wederkerig vnw?

Slide 18 - Open question

Jij realiseert je dat toch wel?

Wat is hier het wederkerend vnw?

Slide 19 - Open question

In de sneeuw verveel ik .............. nooit!

Welk wederkerend vnw hoort hier te staan?

Slide 20 - Open question

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 6 t/m 8 en 10 op blz 221 t/m 223.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 21 - Slide

Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden met zich, zoals zich vergissen, zich aanpassen en zich verkleden.

Zich is het wederkerend voornaamwoord. Dit voornaamwoord verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt dus in een andere vorm nog eens terug. Verander je het onderwerp in een zin met een wederkerend werkwoord, dan verandert ook het bijbehorende voornaamwoord. 

Voorbeeld:
Ik schaam me dood.
Hij schaamt zich dood. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

6. Zelfstandig werken
LJ1 - Je maakt nu zelfstandig opdracht 13 t/m 15 op blz 225/226.
LJ2 - Je maakt nu zelfstandig opdracht 6 t/m 8 en 10 op blz 221 t/m 223



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 24 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je de voorzetsels in een zin herkennen en benoemen?

                       

Slide 25 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je de wederkerende voornaamwoorden in een zin benoemen?
- kun je het wederkerig voornaamwoord in een zin benoemen?

                    

Slide 26 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Donderdag 20 april
5.6 opdracht 13 t/m 15

Huiswerk LJ2: 
Donderdag 20 april
5.5 + 5.6 opdracht 6 t/m 8 en 10
Toetsen LJ1: 
Geen



Toetsen LJ2: 
Geen

Slide 27 - Slide