VMBO 3 rekensommen hst 2

Rekensommen 
Hoofdstuk 1 en 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Rekensommen 
Hoofdstuk 1 en 2

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • procenten van een getal 
  • van twee getallen naar procent
  • procentuele verandering
  • van week naar maand
  • indexcijfers
  • prijsverschil in procenten
  • onroerendezaakbelasting
  • Tabel lezen 

Slide 2 - Slide

Procenten van een getal
theorie staat in hst 1

Slide 3 - Slide

Procenten
% = procent = percentage
procent = een deel van 100
alles = 100%
de hele taart = 100%
een stuk taart = een deel van 100%
22% = 22ste deel van 100
              22 gedeeld door 100 = 0,22

Slide 4 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Maak van het percentage (%) een decimaal getal 
  4. Vermenigvuldig het decimale getal met het hoofdgetal en reken uit!

Slide 5 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Maak van het percentage (%) een decimaal getal
  4. Vermenigvuldig het decimale getal met het hoofdgetal en reken uit!
Je verdient € 800,- en je moet van dat bedrag 22% aan huur betalen.

Hoeveel Euro moet je aan huur betalen? 

Slide 6 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Maak van het percentage (%) een decimaal getal
  4. Vermenigvuldig het decimale getal met het hoofdgetal en reken uit!
1. Goed gelezen?
2. 22% van € 800,-
3. 22/100 = 0,22
4. 0,22 x €  800 =  €  176

Slide 7 - Slide

Met procenten een getal berekenen
Je inkomen is €800 per maand. Daarvan moet je 22% betalen aan huur. Welk bedrag betaal je per maand aan huur?







€ 800 : 100 = € 8 x 22 = € 176

%
100
1
22
Getal
€ 800
€ 8
€ 176
: 100
x 22

Slide 8 - Slide

van 2 getallen naar procenten
theorie staat in hst 1

Slide 9 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Deel het getal dat je in procenten  moet uitdrukken door het totaal 
  4. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er % achter
    Rond af op 1 achter de komma

Slide 10 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Deel het getal dat je in procenten  moet uitdrukken door het totaal 
  4. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er % achter
    Rond af op 1 achter de komma
Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-

Slide 11 - Slide

Met procenten een getal berekenen
  1. Lees goed de vraag!
  2. Maak van de vraag een som
  3. Deel het getal dat je in procenten  moet uitdrukken door het totaal 
  4. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er % achter
    Rond af op 1 achter de komma
1. goed gelezen

2. €16,50 is hoeveel
procent van € 240,-?

3. 16,50/240 = 0,06875

4. 0,06875 x 100 = 6,875   
     =  6.9%

Slide 12 - Slide

procentuele verandering
theorie staat in hst 1

Slide 13 - Slide

procentuele verandering
met hoeveel procent is het gestegen of gedaald

formule =
(nieuw - oud) / oud  x 100

Slide 14 - Slide

procentuele verandering
Vorig jaar kreeg je 6,50 zakgeld en nu  € 8,- , Met hoeveel % is het gestegen?

(8 - 6,50) / 6,50   x 100
1,50 / 6,50    x 100   
0,23077 x 100 = 23,07       = 23,1% gestegen

Slide 15 - Slide

omrekenen week en maand
hoeveel weken heeft een jaar?
hoeveel maanden heeft een jaar?
hoeveel weken heeft een maand?


dit moet je uit je hoofd weten!!!

Slide 16 - Slide

Omrekenen week en maand

Slide 17 - Slide

Omrekenen week en maand

Slide 18 - Slide

indexcijfers
een indexcijfer laat een verandering in procenten zien tussen een jaar en een basisjaar.

het basisjaar krijgt als indexcijfers altijd het getal 100

Slide 19 - Slide

indexcijfers
formule van indexcijfers
nieuwe prijs / prijs van het basisjaar    x 100

voorbeeld:
2020 is het basisjaar, de prijs van een liter benzine was toen
€ 1,71. In 2021 is prijs van benzine € 1,84.
Zie volgende pagina voor de berekening......

Slide 20 - Slide

indexcijfers
2020 is het basisjaar, de prijs van een liter benzine was toen
€ 1,71. In 2021 is prijs van benzine € 1,84.

nieuw getal / getal basisjaar   x 100
1,84 / 1,71   x 100  = 107,6 
indexcijfer nieuwe jaar is 107,6, index basisjaar = 100
de prijs is dus met 7,6% gestegen

Slide 21 - Slide

Prijsverschil in procenten
theorie staat ook in hst 2 in je boek

Slide 22 - Slide

Prijsverschil in procenten
Voorbeeld
Een I-phone kost 599,-. Een samsung kost 450,-. Hoeveel procent is de I-phone duurer dan de Samsung?
Stappenplan
  • 1. Reken het prijsverschil in euro's uit
  • 2a. Deel het verschil door de prijs waar je mee vergelijkt 
  • 2b. Let op het woordje dan (daarachter vergelijk je mee) 
  • 3. Vermenigvuldig je dit met 100 en zet er % achter

Slide 23 - Slide

Prijsverschil in procenten
Uitwerking
  • 599,- min 450,- = 149
  • 149 / 450
  • in de tekst staat duurder dan Samsung dus je vergelijkt het verschil met de prijs van Samsung
  • 149/450 = 0.33111
    0,3311 x 100 = 33,1%

Slide 24 - Slide

Onroerende zaakbelasting
theorie staat in paragraaf 2.3

Slide 25 - Slide

OZB berekenen
Voorbeeld
Ons huis heeft een WOZ-waarde van €350.000,-. 
Per €10.000 betalen we €5,- aan OZB. Hoeveel OZB betalen wij per jaar?

  • reken eens uit, schrijf je berekening op

Slide 26 - Slide

OZB berekenen
Voorbeeld
Ons huis heeft een WOZ-waarde van €350.000,-. 
Per €10.000 betalen we €5,- aan OZB. Hoeveel OZB betalen wij per jaar?

  • (350000 : 10000) X 5 =
      35 x 5 = €175,-

Slide 27 - Slide

OZB berekenen 
Voorbeeld:
WOZ - waarde =  € 290.000 
Onroerende zaak belasting (OZB) =  0,1507% van de WOZ waarde 

  • Bereken het bedrag dat aan belasting betaald moet worden

Slide 28 - Slide

OZB berekenen 
Voorbeeld:
WOZ - waarde =  € 290.000 
Onroerendezaakbelasting (OZB) = 0,1507% van de WOZ waarde  

Formule =  (WOZ : 100)   X   percentage *
(€ 290.000: 100) x 0,1507 = € 437,03
                                                                                                    
*  er zijn meerdere manieren

Slide 29 - Slide

Tabel
hoe werk je met een tabel

Slide 30 - Slide

Tabel
  1. Lees eerst goed de vraag
  2. Bekijk de tabel en lees eerst de vetgedrukte kopteksten
  3. Lees na de kop de andere inhoud van de tabel
  4. Lees nu nog een keer de vraag goed door.

Slide 31 - Slide