Understatement en overdrijving 2

Woordenschat 
Hoofdstuk 5

bladzijde 175
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat 
Hoofdstuk 5

bladzijde 175

Slide 1 - Slide

In deze les leren we:
Het verschil tussen termen
Overdrijving(hyperbool) en  understatement.

Aan het einde van deze les kun je deze termen herkennen in een zin.

Slide 2 - Slide

We gaan:
  • Theorie bespreken;
  • oefening maken;
  • zelfstandig werken

Slide 3 - Slide

Instructie
Overdrijving: Iets extra laten opvallen door het groter, mooier of erger te maken.

Zin:
Ik heb 1000 jaar op jou moeten wachten.
De film was echt doodsaai.

Slide 4 - Slide

Instructie
Understatement: mooie woorden gebruiken om het minder erg te maken.
zin:
Hij is niet echt intelligent. ( hij is dom)
De Ferrari kost maar een paar centen. ( kost heel veel geld)

Slide 5 - Slide

Ik heb mij kapot verveeld bij jou thuis.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 6 - Quiz

Hij heeft maar een paar fouten gemaakt. Hij heeft een 3 gehaald. (o/u)
A
overdrijving
B
understatement

Slide 7 - Quiz

Ik word helemaal doodmoe van jou gezeur.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 8 - Quiz

Die jongen is niet moeders mooiste zeg!
A
overdrijving
B
understatement

Slide 9 - Quiz

doodsbenauwd
A
overdrijving
B
understatement

Slide 10 - Quiz

Het loopt niet goed af met de wereld
A
overdrijving
B
understatement

Slide 11 - Quiz

beoordeling
A
recensie
B
schrift

Slide 12 - Quiz

dichterbij komende
A
naderen
B
recensie
C
vernietigen
D
pogingen

Slide 13 - Quiz

keren dat je iets probeert
A
naderen
B
recensie
C
vernietigen
D
pogingen

Slide 14 - Quiz

Op dit moment belangrijk
A
actueel
B
geschiedenis
C
resteert
D
chaos

Slide 15 - Quiz

Op dit moment belangrijk
A
actueel
B
geschiedenis
C
resteert
D
chaos

Slide 16 - Quiz

overblijft
A
actueel
B
geschiedenis
C
resteert
D
chaos

Slide 17 - Quiz

puinhoop
A
chaos
B
verspild
C
mooi
D
vies

Slide 18 - Quiz

Verknoeid
A
gedurende
B
tijdens
C
verspild
D
actueel

Slide 19 - Quiz

gedurende
A
tijdens
B
allesbehalve
C
komisch
D
mooi

Slide 20 - Quiz

gebruiken
A
mooi
B
lelijk
C
rest
D
benutten

Slide 21 - Quiz

bizarre
A
recensie
B
schrift
C
vreemd
D
helemaal niet

Slide 22 - Quiz

wat betekent:
"Doen alsof je neus bloedt".

Slide 23 - Open question

Oefening 
Maak de opdrachten 4, 5, 6

we gaan deze later bespreken
timer
5:00

Slide 24 - Slide