vrijdag 2 december

zinsdelen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

zinsdelen

Slide 1 - Slide

Wat is de pv, het wg, het o en het lv in deze zinnen?


OP DE OVERTOOM DEELT DE POLITIE BOETES UIT

DE POLITIE DEED EEN INVAL OP EEN CAMPING IN TWENTE


Slide 2 - Slide

Herhaling Lijdend Voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp?
Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 3 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Ook het lijdend voorwerp is een zinsdeel

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Het is belangrijk dat je weet dat NIET iedere zin een lijdend voorwerp heeft.

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 7 - Slide

ZINSDELEN

Slide 8 - Slide

stappen om zinsdelen te vinden
De persoonsvorm is het belangrijkste zinsdeel van een zin. 
Deze zoek je als eerste. 

Daarna kijk je wat het WG, het O en het LV zijn. Dat zijn ook zinsdelen. Soms bestaan deze zinsdelen uit meerdere woorden. 
Wat overblijft = 'anders' 

Slide 9 - Slide

Zinsdelen
Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.


Slide 10 - Slide

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Heeft
Bas
de meeste records
verbroken
op de sportdag?
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 11 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Topverdieners
weigerden
salaris
in te leveren
tijdens de crisis.
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 12 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
In zijn lokaal
is
de wiskundedocent
lastige vraagstukken
aan het bespreken.
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 13 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Waarom
hangen
surfpakken
altijd
in de schaduw
te drogen?
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 14 - Drag question

Onderwerp
Meewerkend voorwerp
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel ontvangt iets van het onderwerp.

Slide 15 - Drag question

Vorige       week       heeft       Marieke       aan       haar      moeder       een      mooi      cadeau         gegeven.
Verdeel de zin in zinsdelen door op de juiste plekken een zinsdeelstreep te slepen.

Slide 16 - Drag question

Zinsdelen

Jan  heeft  vorige week  een film  gekeken

Roos heeft een schitterende armband gekocht

De oude tante van mijn moeder | heeft | een bosje bloemen gekregen.

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww) en hulpwerkwoord (hww)

Slide 18 - Slide

Het zelfstandig werkwoord (zww)
            Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in een zin              (vaak is het 't laatste werkwoord van de zin).

           Het zelfstandig werkwoord is voor de betekenis van een zin onmisbaar.             Als je het weg zou laten in een zin, blijft een zin over die niet te begrijpen is.



Slide 19 - Slide

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het zelfstandige ww. Alle andere zijn hulpwerkwoorden. 
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 

Ik geef hem een boek
Ik heb hem een boek gegeven

Slide 20 - Slide

hulpwerkwoorden
Je kijkt naar het belangrijkste werkwoord in een zin.
werkwoorden die over blijven zijn hulpwerkwoorden.

Slide 21 - Slide

pv /  hulpwerkwoord

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word 
Heb moeten
zelfstandig werkwoord

veranderd
uitgekozen
gehersenspoeld
bedacht
gepakt
geweest
gereden
aangeven

Slide 22 - Slide

cambiumned
Doe wat oefeningen met PV, WG, O en LV benoemen
Basiskennis: 
- zinsdelen en zinsdeelstrepen uitschrijven
- Woordbenoemen: lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden en telwoorden --> uitschrijven en oefeningen. 
 

Slide 23 - Slide