Past Simple 1e klas

Past simple
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Today's lesson
- Lesson goals
- What is the past simple? 
- How do you use the past simple?
- Signaalwoorden
- Onregelmatige werkwoorden 
- Exercise!
- Recap
- Werken aan werkdoelen

Slide 2 - Slide

What is the past simple & how do you use it?
- Onvoltooid verleden tijd
- Werkwoord + ed 
Bijvoorbeeld:
I walked to the store.
You liked the show.


Slide 3 - Slide

Affirmative (bevestigende zin)
- Onderwerp + werkwoord + ed (+ rest van de zin)
- Bijvoorbeeld:
- Ik liep naar de winkel gisteren - I walked to the store yesterday.
- Jij fietste gisteren naar school - You cycled to school yesterday.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Question (Vragende zin)
- DID + onderwerp + HELE WERKWOORD (+ rest van de zin)?
   DID           she                              MAKE                            tea?
- Gebruik van hulpwerkwoord did
- Bijvoorbeeld:
- Vond jij dat leuk? - Did you like that?
- Heeft hij een taart gebakken? Did he bake a cake?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Negative (ontkennende zin)
- Onderwerp + didn’t + hele werkwoord (+ rest van de zin).
             He             didn't                 bake                         a cake.
- Gebruik van hulpwerkwoord did(n't)
- Bijvoorbeeld:
- Zij vond het niet leuk om te koken - She didn't like to cook.
- Zij hadden hun huiswerk niet gemaakt gisterenavond. - They didn't do their homework last night.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Signaalwoorden
- Yesterday - gisteren
- Last week - vorige week
- In 2005 - in 2005
- A month ago - een maand geleden
- A year ago - een jaar geleden



Slide 10 - Slide

Irregular verbs (onregelmatige werkwoorden)
- to begin - began  - beginnen
- to break - broke  - breken
- to buy - bought  - kopen
- to drink - drank - drinken
- to meet - met - ontmoeten
- to sell - sold - verkopen
- to find - found -  vinden
- to have - had - hebben

Slide 11 - Slide

Wat is de juiste vorm van de past simple?
We (look) ... cool in our sunglasses

Slide 12 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
She (sell) ... her car.

Slide 13 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
She (need/not) ... ... a new bike.

Slide 14 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
... you ... a apple pie? (to bake)

Slide 15 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
They (to have) ... Fanta yesterday.

Slide 16 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
We (find/not) the dog last year.

Slide 17 - Open question

Wat is de juiste vorm van de past simple?
A
Drink - Drinked
B
Drink - Drank
C
Drink - Drunk

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de past simple?
A
To break - Broke
B
To break - Breaked
C
To break - Broken

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de past simple?
A
To meet - meeted
B
To meet - meetted
C
To meet - met

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de past simple?
A
To buy - bought
B
To buy - buyed
C
To buy - baught

Slide 21 - Quiz

How do you use the past simple?
- Geef een voorbeeld van een bevestigende zin.
- Geef een voorbeeld van een vragende zin.
- Geef een voorbeeld van een ontkennende zin. 

Slide 22 - Slide

Verder werken aan de lesdoelen in de portal

Slide 23 - Slide