1. Gisteren was ik nog heerlijk aan het luieren.
pv = was / ow = ik / wg = was aan het luieren
2. Daarom koop ik nu een lekker ijsje voor mezelf.
pv = koop / ow = ik / wg = koop / lv = een lekker ijsje
3. Deze meivakantie was de leukste in een lange tijd.
pv = was / ow = Deze meivakantie / ng = was [de leukste]
4. Op moederdag geeft mijn zoon mij een zelfgemaakt cadeautje.
pv = geeft / ow = mijn zoon / lv = een zelfgemaakt cadeautje