What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
WWG en NWG
WERKWOORDELIJK EN NAAMWOORDELIJK GEZEGDE
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
,
text slide
and
3 videos
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WERKWOORDELIJK EN NAAMWOORDELIJK GEZEGDE
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Slide 3 - Drag question
zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Het meisje houdt van zand.
Deze tas draag ik op mijn rug.
Gisteren was Stewie weer boos.
Slide 4 - Drag question
Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 5 - Quiz
Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 6 - Quiz
Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 7 - Quiz
Die man blijkt een bakker
A
Naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Quiz
Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 9 - Quiz
Sommige leerlingen zijn daarom boos.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 10 - Quiz
Mijn neef is gitaarleraar.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 11 - Quiz
Hij gaat naar huis.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quiz
0
Slide 13 - Video
Het naamwoordelijk deel is een ... naamwoord of een ... naamwoord.
Slide 14 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Frank is vrij ziek geweest.
Slide 15 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Zo ervaren als deze sprinter zullen volgens mij weinig atleten worden.
Slide 16 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.
Slide 17 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Jarenlang is Sneeuwwitje de verzorgster van de zeven dwergen gebleven.
Slide 18 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
De zomervakantie lijkt mij de fijnste tijd van het jaar.
Slide 19 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Mevrouw Pieterse schijnt een heel goede docent te zijn.
Slide 20 - Open question
Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?
Tekst
Sanne wil later architect worden.
Slide 21 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Is de Braziliaan Pelé volgens velen de beste voetballer aller tijden?
Slide 22 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.
Slide 23 - Open question
Noteer het naamwoordelijk gezegde.
Waren Hans en Grietje in het sprookje eigenlijk een tweeling?
Slide 24 - Open question
Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?
Tekst
Mijn hondje heet Fikkie.
Slide 25 - Open question
Noem het naamwoordelijk gezegde:
Ik word een professionele duiker.
Slide 26 - Open question
Noem het naamwoordelijk gezegde:
Het meisje wil later tandarts worden.
Slide 27 - Open question
Noem het naamwoordelijk gezegde.
Mijn broertje wordt later automonteur.
Slide 28 - Open question
Noem het naamwoordelijk gezegde.
Is zo'n reis naar Australië niet veel te duur?
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Video
Hij
kan
verkeerd
gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 31 - Drag question
Biologie
is een fijn vak.
Benoem het zinsdeel 'is een fijn vak'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 32 - Drag question
De buren van mijn vriendin
zijn gastvrij.
Benoem het zinsdeel 'zijn gastvrij'
sleep het juiste zinsdeel naar het witte vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 33 - Drag question
Hij
kan
verkeerd
gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 34 - Drag question
More lessons like this
Zinsleer - herhaling
October 2020
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
WWG en NWG
May 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Thema 3 - Les 2 - WWG en NWG
February 2021
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
May 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
herhaling zinsleer
November 2018
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
naamwoordelijk gezegde
October 2019
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling Grammatica Zinsdelen H4
March 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-5
T02 - Zinsleer: herhaling
13 days ago
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs