Taalverzorging 2 - les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Werkwoorden

De

leraar

vertelt

een

grappig

verhaal.

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Werkwoorden

De

auto

maakt

een

gek

geluid.

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Werkwoorden

Mijn

vriend

is

gek

op

drop.

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Werkwoorden

Mijn

vriend

heeft

een

cadeau

gekregen.

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?

Ik voetbalde altijd bij DWO.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?

Mijn broertje is heel vervelend.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?

Er stond een chocoladeletter op tafel.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?

Wij zwommen altijd in het meertje.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Zet de zin in een andere tijd.

Ik ga naar school.

Zet de zin in een andere tijd.

De boot vaarde onder de brug.

Zet de zin in een andere tijd.

Tijdens de les leest de juf een boek voor.

Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.

De tandarts trekt mijn kies.

Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.

De pasta is erg lekker.

Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.

Mijn oma belt mij elke zaterdag.

Wat: maak opdracht 8 en 9 

Waar: in je werkboek op blz 82 t/m 84

Hoe: zelfstandig en in stilte

Wat: maak opdracht 12 en 14

Waar: in je werkboek op blz 85 en 86

Hoe: zelfstandig en in stilte

Ik oefen elke dag voor turnen.

Ik ben hard gevallen.

Wat: maak opdracht 15-16-17 

Waar: in je werkboek op blz 86 t/m 88

Hoe: zelfstandig en in stilte